3.2.1.Er moet nog worden beslist op het zelfstandig verzoek van de man om een zorgregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen die de rechtbank in het belang van de minderjarigen acht. Tijdens de mondelinge behandeling verzoekt de man om een uitgebreidere zorgregeling te bepalen dan door de raad in zijn rapport wordt geadviseerd. De man stelt dat een ruimere omgangsregeling mogelijk is en dat er omgang met de kinderen mogelijk moet zijn in zijn woonplaats Den Helder. Ook zouden overnachtingen mogelijk gemaakt moeten worden. Verder moet de rechtbank zich uitlaten over omgang op andere momenten, zoals vakanties en verjaardagen. De omgangsregeling zoals deze is voorgesteld door de raad doet geen recht aan de huidige situatie en is belastend voor de man. Die belasting leidt ertoe dat de man voor zelfbehoud moet kiezen en daarom de kinderen niet kan zien. Dat is niet in het belang van de kinderen.
3.2.4.De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de man een zorgregeling vaststellen, maar zal daarbij anders dan de man heeft verzocht het advies van de raad volgen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast is komen te staan dat de man en de minderjarigen al twee jaar lang onregelmatig contact hebben. Sinds 9 maart jl. is er tussen de man en de minderjarigen geen omgang meer geweest. Dat ligt deels aan de corona-crisis maar is ook een gevolg van een keuze van de man. De man heeft een brief geschreven, die hij op 8 juni 2020 heeft voorgelezen aan de minderjarigen. Hierin heeft hij aangegeven er voor te kiezen de komende twee jaar de bezoekregeling met de minderjarigen niet te zullen nakomen. Hij zal de minderjarigen niet –
aanvulling rechtbank: fysiek– zien. Wel wil de man de (video)belmomenten voortzetten.
De minderjarigen hebben hier veel verdriet van gehad.
De raad heeft in het rapport van 26 maart 2020 de volgende omgangsregeling voorgesteld:
- De bezoeken worden begeleid door Its4sure;
- De bezoeken vinden plaats in (de omgeving van) Zwijndrecht;
- De bezoeken duren maximaal 4 à 5 uur;
- De bezoeken vinden plaats om de week op zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur, maximaal 18.00 uur;
- Per bezoek gaat vader iets leuks doen met twee kinderen;
- Tijdens deze bezoeken onderneemt vader per bezoek een activiteit die aansluit op het interessegebied van de kinderen.
De raad heeft in het rapport onder meer stilgestaan bij de volgende factoren.
Alle kinderen willen in bepaalde mate contact met de man, maar hebben weerstand om naar Den Helder te gaan. Bij de minderjarigen is sprake van kindeigen problematiek en zij functioneren het beste in hun eigen vertrouwde, bekende en voorspelbare omgeving. De reistijd tussen Den Helder en Zwijndrecht is 2 tot 3 uur enkele reis, afhankelijk van het gekozen vervoer. De reistijd staat voor de kinderen niet in verhouding tot de duur van de bezoeken, maar de duur van de bezoeken is vooralsnog een uitgangspunt. Zolang de man reageert vanuit onrust en frustratie onvoorspelbaar en onvoldoende beschikt over het vermogen om zich in te leven en te verplaatsen in de kinderen, is uitbreiding van de bezoeken niet in het belang van de kinderen.
De man stelt hier tegenover – kort samengevat – dat deze conclusies van de raad gebaseerd zijn op onjuiste uitgangspunten, althans achterhaald, maar de rechtbank volgt hem daar niet in. Desgevraagd wijst de man vooral op zijn lijden, zijn beleving van de scheiding en de communicatie tussen hem en de vrouw en het gebrek aan vertrouwen dat daarin een rol speelt, maar daarmee zegt hij niets over de beleving en de situatie van de minderjarigen. Ook ontbreekt het aan feitelijke onderbouwing van zijn stelling dat de beleving en belastbaarheid van de minderjarigen anders is dan door de raad wordt aangenomen. Daarbij is voor de rechtbank van groot belang op te merken dat de raad in het rapport nog niet eens heeft kunnen meewegen dat de man met het voorlezen van zijn brief grote schade heeft toegebracht aan het vertrouwen van de minderjarigen in hem.
Met de GI acht de rechtbank het van belang dat de contacten tussen de man en de minderjarigen moeten worden opgebouwd. Het vertrouwen van de minderjarigen in de man is geschaad en zij hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. Hoewel de rechtbank de wens van de man om meer contact met zijn kinderen te hebben begrijpt, is de rechtbank van oordeel dat het te vroeg is om de door de raad en de GI voorgestelde zorgregeling uit te breiden. Immers is aan deze zorgregeling nog geen uitvoering gegeven en is onduidelijk hoe de minderjarigen op deze zorgregeling zullen reageren en wat hun wensen zijn in het contact met hun vader. Met raad, de GI en de vrouw is de rechtbank van oordeel dat nergens uit blijkt dat de man een uitbreiding van de zorgregeling aan kan. Ook moet het vertrouwen van de minderjarigen in de man weer groeien en moet de man nog therapie volgen voor zijn emotieregulatie.
Uiteraard moet in zijn algemeenheid zoveel mogelijk rekening gehouden met ieders belangen, maar de rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen recht hebben op omgang met hun vader en dat hun belang in beginsel prevaleert boven het belang van de man, die belast wordt door de feitelijke uitvoering van de omgang. Het is de keuze van de man geweest om te verhuizen naar Den Helder. Dat de omstandigheden hem daartoe gebracht hebben, mag zo zijn, maar de gevolgen daarvan mogen niet worden afgewenteld worden op de kinderen. De man mag simpelweg niet weigeren zijn kinderen te bezoeken omdat zij ver weg wonen, want die omstandigheid heeft hij zelf gecreëerd. Verder zou het de man sieren als hij niet enerzijds beren op de weg plaats – hij formuleert als belemmering voor de regeling dat het mogelijk regent tijdens een bezoekmoment – waarna hij anderzijds aangeeft met jaren ervaring in de scouting te weten hoe hij een activiteitenprogramma op moet zetten. De rechtbank benoemt dit punt omdat de man de raad, de GI en de moeder verwijt niet de belangen van de kinderen voorop te stellen en niet met hem mee te willen bewegen. Daarin speelt hij ook zelf een rol. Wanneer de man is begonnen uitvoering te geven aan de zorgregeling en getoond heeft het vertrouwen van de kinderen op die manier terug te willen krijgen, kunnen volgende stappen gezet worden.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het advies van de raad om een minimale zorgregeling van vier à vijf uur per twee weken te bepalen met twee van de vier minderjarigen. Deze minimale zorgregeling houdt dus ten minste in dat de man ieder van de minderjarigen één keer in de vier weken ziet, maar mag ook inhouden dat hij elk weekend twee van de vier minderjarigen ziet.
Bij gebrek aan kennis over de gevolgen voor de kinderen van de omgang met de man, niet op collectief noch op individueel niveau, kan de rechtbank zich geen oordeel aanmeten over omgang in vakanties en op andere bijzondere momenten. De rechtbank bepaalt nadrukkelijk dat de GI de zorgregeling nader kan invullen en dat het aan de GI als eerste overgelaten moet worden te beoordelen of een uitbreiding van de omgang tussen de man en de minderjarigen tot de mogelijkheden behoort en hoe die uitbreiding er dan uit moet komen te zien. Daarbij zal sprake moeten zijn van overleg met, maar niet noodzakelijkerwijs instemming van alle betrokkenen. Wanneer belanghebbenden zich niet kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen, kunnen zij zich wenden tot de rechtbank. Het is niet in het belang van de kinderen dat iedere aanpassing of uitbreiding van de zorgregeling vooraf aan de rechtbank wordt voorgelegd.
Het verzoek van de man zal, met inachtneming van het voorgaande, worden toegewezen.