In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2005 in Polen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 juli 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, omdat hij niet voldoet aan afspraken met zijn ouders en in een zorgelijke schoolsituatie verkeert. De ouders zijn overbelast en hebben moeite om de regie over [naam kind] te behouden, wat leidt tot problematisch gedrag en omgang met antisociale jongeren.
Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de Nederlandse taal niet goed beheersen en heeft een beëdigde tolk in de Poolse taal ingeschakeld. De kinderrechter heeft [naam kind] apart gehoord en vastgesteld dat hij zelfbepalend gedrag vertoont en niet openstaat voor afspraken met zijn ouders.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden uitgesproken, met als doel passende hulpverlening in te zetten en verdere stagnatie in zijn ontwikkeling te voorkomen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 augustus 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.