In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 4 augustus 2020, en de kinderrechter heeft nu besloten deze te verlengen voor een jaar, tot 4 augustus 2021. De kinderen verblijven bij hun grootmoeder moederszijde, omdat de moeder momenteel niet in staat is om voor hen te zorgen door persoonlijke en verslavingsproblematiek. De grootmoeder heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening te waarborgen.
De kinderrechter heeft tijdens de zitting op 20 juli 2020 de grootmoeder en een vertegenwoordiger van de GI gehoord. De moeder was niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De grootmoeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen en dat zij bereid is om voor hen te zorgen zolang dat nodig is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de kinderen bij de grootmoeder een positieve ontwikkeling doormaken, maar dat er zorgen zijn over de communicatie tussen de moeder en de grootmoeder, wat de omgangsregeling bemoeilijkt. De kinderrechter heeft de beslissing genomen om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, en heeft aangegeven dat de GI een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel zal indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 augustus 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.