ECLI:NL:RBROT:2020:7024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
10/996739-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organiseerde accijnsfraude met sigaretten door een criminele organisatie

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met accijnsfraude, heeft de rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en deelname aan een criminele organisatie. Het onderzoek, uitgevoerd door de FIOD onder de naam 'Watercypres', onthulde dat grote partijen sigaretten zonder betaling van accijns vanuit het buitenland naar Nederland werden gesmokkeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke beschikkingsmacht had over de in beslag genomen sigaretten en dat hij samen met medeverdachten handelde in onveraccijnsde sigaretten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 22 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 17 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en het blanco strafblad van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van merkvervalsing, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich gedurende een periode van vijf maanden in georganiseerd verband had beziggehouden met de handel in onveraccijnsde sigaretten, wat leidde tot oneerlijke concurrentie en een aanzienlijk verlies van accijnsinkomsten voor de Staat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996739-17
Datum uitspraak: 10 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
volgens eigen opgave verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode verblijfadres] [verblijfplaats] ,
raadsman mr. F. Yildiz, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24, 25, 26 en 29 juni 2020 en 27 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Beoordeling

4.1.
Inleiding
Van het landelijk werkend projectteam “Smoke screen project” van de FIOD dat onderzoek doet naar criminele samenwerkingsverbanden die zich bezig houden met de productie, handel en doorvoer van illegale sigaretten, ontving de FIOD Den Haag in 2016 TCI informatie over vermoedelijke accijnsfraude via onder meer de supermarkt [naam supermarkt 1] in Den Haag. Uit het opsporingsonderzoek dat hierna door de FIOD onder de naam Watercypres is uitgevoerd – afgeluisterde telefoongesprekken, observaties, inbeslagnames, verklaringen - komt het volgende beeld naar voren. Grote partijen sigaretten - origineel, of soms nagemaakt – worden zonder afdracht van Nederlandse accijns vanuit het buitenland (vermoedelijk Polen en/of Oekraïne) in vrachtwagens naar Nederland gesmokkeld. Eenmaal in Nederland worden de sigaretten soms opgeslagen in loodsen en soms direct doorverkocht aan verschillende supermarkten, van waaruit ook onderling transacties plaatsvinden. De betrokken verdachten werken samen volgens een vast handelspatroon, waarbij zij in wisselende combinaties over en weer sigaretten (door)verkopen en elkaar ook op de hoogte brengen van controles door de douane. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van bij deze transacties berekende prijzen (€ 15,- tot € 30,- per slof sigaretten) die ver beneden de reguliere prijs liggen van een slof sigaretten waarover de accijns is betaald (€ 60,- tot € 70,- per slof). Van de sigaretten die op basis van deze gesprekken en observaties door de FIOD tijdens het onderzoek in beslag werden genomen, is ook steeds gebleken dat daaraan daadwerkelijk het Nederlands accijnszegel ontbrak. Geen van de verdachten had een vergunning in de zin van de Wet op de accijns om sigaretten op te slaan of voorhanden te hebben, al dan niet onder schorsing van accijns.
Hierna zal de rechtbank aangeven welk ten laste gelegd aandeel daarin ten aanzien van de verdachte bewezen kan worden geacht.
4.2.
Voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten (feit 2)
De officier van justitie heeft het handelen in onveraccijnsde sigaretten ten laste gelegd als overtreding van artikel 5 van de Wet op de accijns, te weten het voor handen hebben van dergelijke sigaretten.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft feitelijke beschikkingsmacht over de aangetroffen en inbeslaggenomen onveraccijnsde sigaretten gehad. Uit taps en observaties blijkt dat hij, samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , feitelijke beschikkingsmacht over andere grote hoeveelheden sigaretten heeft gehad. Uit taps blijkt ook dat hij met medeverdachten [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] veelvuldig over de levering van sigaretten heeft gesproken en nergens blijkt uit dat de sigaretten niet daadwerkelijk zijn geleverd. Ook hier is sprake van feitelijke beschikkkingsmacht bij de verdachte. De verdachte weet immers dat sigaretten voorzien moeten zijn van een Nederlands accijnszegel. Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt verdediging
De raadsman concludeert tot partiële vrijspraak. Van beschikkingsmacht van de verdachte ten aanzien van alle inbeslaggenomen sigaretten is geen sprake. Hij kon slechts beschikken over de 6.720 pakjes sigaretten aangetroffen in de door hem bestuurde zwarte VW-bus. De in de witte Mercedes Sprinter bus aangetroffen 39.360 pakjes sigaretten zijn door de medeverdachte [naam medeverdachte 5] opgehaald en [naam medeverdachte 5] was daar niet om de verdachte te helpen. De in de loods van [naam opslagruimte-bedrijf] aangetroffen sigaretten moeten aan de medeverdachte [naam medeverdachte 6] , als huurder van de loods, worden toegerekend. Ten aanzien van de in de woning van de verdachte aangetroffen 30.540 sigaretten is geen onderscheid gemaakt tussen het deel dat wel en het deel dat niet van een Nederlands accijnszegel is voorzien. Voor het overige is de verdenking van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten in verband met de gestelde sigarettenhandel met genoemde medeverdachten gebaseerd op taps en observaties waaruit slechts vermoedens volgen, zonder dat daarbij sigaretten zijn waargenomen of aangetroffen. Het voorhanden hebben van 6.720 pakjes onveraccijnsde sigaretten, ofwel 134.400 sigaretten, is bewijsbaar en van het overige dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten, is vereist dat de verdachte feitelijke beschikkingsmacht had over de betreffende onveraccijnsde sigaretten. Volgens vaste jurisprudentie (zie onder andere Hof Den Bosch 18 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1054) is hiervan sprake als de verdachte de hoedanigheid van de goederen kent, daartoe daadwerkelijk toegang heeft en tevens weet of redelijkerwijze moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken.
Uit zijn eigen verklaring volgt dat de verdachte weet dat sigaretten van een Nederlands accijnszegel voorzien moeten zijn. Het voorhanden hebben van de in zijn woning aangetroffen onveraccijnsde sigaretten (te onderscheiden van de tabak die wel van een Nederlands accijnszegel is voorzien en (derhalve) niet in de tenlastelegging is opgenomen) is wettig en overtuigend bewezen.
Ook ten aanzien van de in de loods van [naam opslagruimte-bedrijf] aangetroffen onveraccijnsde sigaretten was sprake van beschikkingsmacht bij de verdachte. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 6] bij de FIOD wel betrouwbaar. De verklaring is consistent en vindt op belangrijke onderdelen steun in objectieve onderzoeksgegevens. Zo vindt de verklaring van [naam medeverdachte 6] dat hij op 1 februari 2018 in opdracht van de verdachte de loods heeft gehuurd, steun in de camerabewakingsbeelden van [naam opslagruimte-bedrijf] van 1 februari 2018, waarop te zien is dat [naam medeverdachte 6] en de verdachte samen de receptie van [naam opslagruimte-bedrijf] bezoeken waarna een kopie van de huurovereenkomst in de bus in gebruik bij de verdachte is aangetroffen. Op die huurovereenkomst is een telefoonnummer in gebruik bij de verdachte als alternatief nummer opgenomen. Ook de verklaring van [naam medeverdachte 6] dat hij nadien meermalen in opdracht van de verdachte met voertuigen op naam van de supermarkt [naam supermarkt 2] , maar feitelijk in gebruik bij verdachte, naar de loods is gegaan om de sigaretten op te halen, vindt steun in camerabewakingsbeelden. De verklaring van [naam medeverdachte 6] bij de FIOD gebruikt de rechtbank dan ook voor het bewijs. De verdachte heeft de in de [naam opslagruimte-bedrijf] loods aangetroffen onveraccijnsde sigaretten in vereniging voorhanden gehad.
Ten aanzien van de in de loods aan de [adres] te Noordwijkerhout in beslag genomen sigaretten overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is aldaar, te zamen met andere verdachten, aangehouden op 20 februari 2018. De inval van de FIOD waarbij die aanhouding plaatsvond, volgde op afgeluisterde telefoongesprekken en observaties over vermoedelijk onveraccijnsde sigaretten en een afspraak tot ophalen op die 20ste februari 2018. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de in die loods en twee busjes aanwezige onveraccijnsde sigaretten in vereniging voor handen had. Het verweer dat hij alleen die onveraccijnsde sigaretten voor handen had die hij op het moment van de inval al in de door hem bestuurde bus had staan, volgt de rechtbank niet. Hij had immers, samen met anderen, ook de beschikkingsmacht over de overig aangetroffen sigaretten.
De rechtbank stelt tevens vast dat de verdachte de hoeveelheden onveraccijnsde sigaretten (als in de bewezenverklaring aangegeven) voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan uit taps en observaties volgt dat hij die heeft verhandeld. Het verweer van de raadsman dat nergens uit blijkt dat het in alle gevallen tot levering is gekomen verwerpt de rechtbank. Waar door de FIOD naar aanleiding van de afgeluisterde gesprekken observaties plaatsvonden, werd gezien dat er daadwerkelijk overdrachten plaatsvonden en waar is ingegrepen werden ook daadwerkelijk onveraccijnsde sigaretten aangetroffen. Dat de verdachte daarnaast nog gelijksoortige gesprekken heeft gevoerd – inclusief afspraken om elkaar te ontmoeten en over betalingen – die tot niets zouden hebben geleid, vindt de rechtbank onaannemelijk.
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Merkvervalsing (feit 3)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat monsters van de onder verdachte inbeslaggenomen sigaretten door de betreffende merkhouder zijn onderzocht en uit diens schriftelijke verklaring volgt dat sigaretten merkvervalst zijn. Dat volgt tevens uit de afgeluisterde gesprekken waarin over illegale sigaretten wordt gesproken en uit de omstandigheid dat geen van de inbeslaggenomen producten in de originele verpakking zat. Door onder zodanig verdachte omstandigheden te handelen heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het voorhanden hebben van illegale sigaretten en daarmee ook merkvervalste sigaretten aanvaard.
Standpunt verdediging
Wettig en overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde ontbreekt. Het overgrote deel van de inbeslaggenomen en onderzochte sigaretten is echt, zodat voorwaardelijk opzet bij de verdachte op merkvervalste sigaretten ontbreekt.
De beoordeling
De vaststelling dat een deel van de mede onder de verdachte inbeslaggenomen sigaretten merkvervalst is volgt alleen uit een door de betrokken merkhouders opgestelde verklaring ten aanzien van enige monsters. Het door de officier van justitie aangevoerde ‘steunbewijs’ daarvoor vindt de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Dat in de contacten tussen verdachten wordt gesproken over illegale sigaretten hoeft niet op merkvervalst te duiden maar kan ook alleen zien op het onveraccijnsd zijn. Dat pakjes sigaretten in andere dozen of verpakkingen zitten dan origineel van de fabrikant maakt die pakjes nog niet merkvervalst. Ook kan op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld welke van de inbeslaggenomen sigaretten dan precies vals of vervalst zouden zijn.
Van het onder 3 ten laste gelegde wordt de verdachte vrijgesproken.
4.4.
Criminele organisatie (feit 1)
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon die als oogmerk het plegen van misdrijven heeft. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat de deelnemer aan een dergelijke organisatie heeft samengewerkt, althans bekend is geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Het is evenmin vereist dat de deelnemer precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie was gericht. De deelnemer dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
In de tenlastelegging zijn als misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht opgenomen het voorhanden hebben van accijnsgoederen (sigaretten) die niet volgens de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken (verder de accijnsfeiten) en het – kort gezegd – handelen in merkvervalste sigaretten. Op eerder uiteengezette gronden vindt de rechtbank ook voor het oogmerk om te handelen in merkvervalste sigaretten het bewijs ontoereikend.
De vraag die dan voor ligt is of de accijnsfeiten in een georganiseerd verband, in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht, zijn gepleegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
In de in het onderzoek afgeluisterde telefoongesprekken wordt tussen de deelnemers daaraan telkens gesproken over sigaretten, merken, prijzen (ver beneden de reguliere marktprijs) hoeveelheden, wel of niet aanwezige ‘stickers’. Er worden telkens afspraken gemaakt over wat er geleverd kan worden en hoeveel er afgenomen wordt en er worden afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten.
Bij de observaties naar aanleiding van deze gesprekken zijn verscheidene verdachten in wisselende samenstellingen bij verschillende opslagplaatsen gezien, is gezien dat dozen werden overgedragen van uit busjes naar andere busjes en bij de verschillende aanhoudingen zijn vervolgens grote partijen onveraccijnsde sigaretten aangetroffen. Op de aanhouding van een aantal verdachten uit het onderzoek, bij een loods in Noordwijkerhout op 20 februari 2018, waar zij samen aanwezig waren, zijn telefoongesprekken gevolgd van andere verdachten over deze inval en aanhoudingen, met waarschuwingen daar niet meer heen te gaan.
Voorts is uit de afgeluisterde gesprekken en observaties, in samenhang met overige onderzoeksresultaten – verklaringen, doorzoekingen, onderzoek aan de inbeslaggenomen sigaretten – gebleken dat het veelal ging om sigaretten die door deelnemers aan de organisatie (al dan niet met andere onbekend gebleven personen) uit het buitenland werden aangevoerd, in Nederland door deelnemers naar opslagplaatsen werden geleid en daar door deelnemers werden omgepakt en werden geleverd aan andere deelnemers om te worden verkocht, veelal aan Poolse supermarkten. Er is dus sprake geweest van een zekere rolverdeling – al dan niet wisselend per deelnemer – van importeur, leverancier, afnemer, regelaar van faciliteiten (opslagplaatsen, vervoermiddelen).
De rechtbank is gelet op voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat sprake is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht en de verdachte heeft daar in de ten laste gelegde periode ook aan deelgenomen.
Anders dan de verdediging heeft gesteld volgt uit taps en observaties, die wijzen op intensief onderling contact tussen de verdachte en zijn medeverdachten, dat de handelsactiviteiten van de verdachte en zijn medeverdachten aanzienlijk verder gingen dan het telkens weer ieder voor zich en los van elkaar kopen en verkopen van sigaretten. Er is sprake van een duurzaam en gestructureerd, op het handelen in onveraccijnsde sigaretten gericht, samenwerkingsverband, waartoe de verdachte als afnemer en verkoper van de sigaretten heeft behoord. Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Witwassen (feit 4)
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is sprake van witwassen van het in de door de verdachte op 20 februari 2018 bestuurde VW bus aangetroffen geldbedrag van EUR 72.470,-, gelet op de aanwezigheid van die grote hoeveelheid geld in contanten, de betrokkenheid van de verdachte bij handel in onveraccijnsde sigaretten en de wisselende verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld. Een beroep op de zelfpleger-exceptie gaat niet op, nu de verdachte heeft aangegeven dat het geld hem niet toebehoort.
Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde omdat de verdachte niet wist van de aanwezigheid van het geldbedrag in de bus.
De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie kan witwassen – van in dit geval een geldbedrag - bewezen worden geacht indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het betrokken geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Gelet op de omstandigheden waaronder het geldbedrag van ruim € 70 000,- is aangetroffen, in contanten, vervoerd onder de stoel van een door de verdachte bestuurde auto terwijl verdachte onderweg was naar het afnemen van onveraccijnsde sigaretten, vindt de rechtbank voldoende aannemelijk dat het geld uit misdrijf afkomstig was en tevens dat de verdachte weet had van de aanwezigheid van dit bedrag. Door de verdediging is vervolgens geen concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld gegeven.
Gelet op het feit dat de rechtbank tevens bewezen acht dat de verdachte zich gedurende een zekere periode intensief heeft bezig gehouden met de handel in onverccijnsde sigaretten en dat het in beslag genomen - grote en contante - geldbedrag daar in past, vindt de rechtbank evenwel, anders dan de officier van justitie, aannemelijk dat het betrokken bedrag afkomstig is uit eigen misdrijf.
Voorts is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van verhullingshandelingen in de zin van artikel 420bis, lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht door de verdachte.
De verdachte zal dan ook van het onder 4 onderdeel a ten laste gelegde worden vrijgesproken en voor het onder 4 onderdeel b bewezenverklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de gedraging van de verdachte niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis, lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met 20 februari
2018 in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van
meerdere natuurlijke personen, te weten hij, verdachte
en [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 10]
en [naam medeverdachte 11] en [naam medeverdachte 8] en [naam medeverdachte 9] en
[naam medeverdachte 6] en een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het voorhanden hebben van accijnsgoederen (te weten sigaretten) die niet
volgens de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken;
2.
hij in de periode van 1 november 2017 tot en met 20 februari
2018 te Noordwijkerhout en 's-Gravenhage en Rijswijk en De Kwakel
(gemeente Uithoorn), tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk
accijnsgoederen, te weten:
-(circa) 2.278.580 en 553.800 en 30.540 stuks sigaretten en
- een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-005); en
- een (grote) hoeveelheid sigaretten (OBS-016); en
-grote hoeveelheden sigaretten (AMB-104) en
-meerdere grote partijen sigaretten (verhandeld met [naam medeverdachte 3] en met [naam medeverdachte 4] )
voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de
Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
4.
hij op 20 februari 2018 te Noordwijkerhout, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag
van totaal 72.470 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij
wist, dat bovenomschreven
geldbedrag - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2..Medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De onder 1 en 2 bewezen feiten zijn dus strafbaar.
Onder verwijzing naar de hiervoor onder 4.5 vermelde beoordeling van het ten laste gelegde
witwassen, is het onder feit 4 bewezenverklaarde niet strafbaar, omdat het niet binnen de
delictsomschrijving van artikel 420bis Sr valt.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De verdachte heeft zich gedurende een periode van circa vijf maanden in georganiseerd verband bezig gehouden met het voor handen hebben van onveraccijnsde sigaretten. Deze sigaretten, uit het buitenland Nederland binnen gesmokkeld, werden, in vaak grote hoeveelheden, opgeslagen, (opnieuw) verpakt, (door-)verkocht en daadwerkelijk geleverd. Uiteindelijk werden de betrokken sigaretten verkocht aan de consument in verschillende supermarkten. De specifieke rol van de verdachte was het afnemen en verder verhandelen van de sigaretten, waarbij de verdachte de hulp van derden inschakelde en hen aanstuurde.
Door deze handel is de reguliere handel in sigaretten verstoord. Bonafide handelaren is hiermee oneerlijke concurrentie aangedaan door de verkoop van sigaretten ver beneden de reguliere prijs. Door het niet kunnen innen van de accijns is voorts de Nederlandse Staat een aanzienlijk bedrag misgelopen. Het met de accijnsheffing tevens beoogde doel, het terugdringen van roken vanwege de enorme gezondheidsrisico’s, is hiermee ondermijnd.
De verdachte heeft zich aan deze nadelige effecten kennelijk niets gelegen laten liggen en alleen zijn eigen winstbejag voor ogen gehad. Dat rekent de rechtbank hem aan en daarop kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank te hoog. De rechtbank acht minder bewezen dan de officier van justitie heeft gevorderd en houdt rekening met het feit dat verdachte financieel wordt getroffen door de naheffingsaanslagen van de fiscus.
Voorts ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, gelet op het (vrijwel) blanco strafblad van verdachte, aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op het tijdverloop zal daarbij een proeftijd worden gesteld van één jaar. Het voorwaardelijk strafdeel dient ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. Gelet hierop zal de rechtbank de duur van de op te leggen gevangenisstraf met 1 maand verminderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten sigaretten, onttrokken zullen worden aan het verkeer. Ten aanzien van het geldbedrag van
€ 1.880,55 is de verbeurdverklaring gevorderd. De raadsman heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag. Ten aanzien van de onveraccijnsde sigaretten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De sigaretten worden onttrokken aan het verkeer, nu de bewezen feiten met betrekking tot voornoemde voorwerpen is begaan. Van het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 1.880,55 (muntgeld) kan niet worden vastgesteld dat het uit misdrijf is verkregen, dan wel dat één van de andere gronden voor verbeurdverklaring zich voordoet. Gelet hierop zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 en 4 onderdeel a ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 onderdeel b ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het onder 4 onderdeel b bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zeventien (17) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf (5) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op één (1) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: sigaretten;
- gelast de teruggave aan verdachte van: het geldbedrag van € 1.880,55.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen en mr. V.E. Scholtens, griffiers
en in het openbaar uitgesproken.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met 20 februari
2018 te Noordwijkerhout en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of De Kwakel
(gemeente Uithoorn), in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van
meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten hij, verdachte
en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam medeverdachte 10]
en/of [naam medeverdachte 11] en/of [naam medeverdachte 8] en/of [naam medeverdachte 9] en/of
[naam medeverdachte 6] en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het voorhanden hebben van accijnsgoederen (te weten sigaretten) die niet
volgens de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken
(artikel 5 lid 1 onder b juncto 97 Wet op de Accijns); en/of
- het invoeren en/of doorvoeren en/of uitvoeren en/of verkopen en/of te koop
aanbieden en/of afleveren en/of uitdelen en/of in voorraad hebben van
vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde waren (te weten sigaretten)
(artikel 337 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 20 februari
2018 te Noordwijkerhout en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of De Kwakel
(gemeente Uithoorn), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een)
accijnsgoed(eren), te weten/waaronder:
-(circa) 2.278.580 en/of 553.800 en/of 30.540 stuks sigaretten; en/of
-(circa) 100.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten
(OBS-005); en/of
-(circa) 320.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten
(OBS-016); en/of
-in totaal (circa) 278.000 stuks sigaretten, althans (telkens) een (grote)
hoeveelhe(i)d(en) sigaretten (AMB-104); en/of
-meerdere (grote) partijen sigaretten (verhandeld met [naam medeverdachte 3] (AMB-102) en/of
met [naam medeverdachte 4] (5-OPV, p. 38 e.v.; Dossier blz 409 e.v.) en/of met [naam medeverdachte 12] (1-OPV
blz 107) en/of [naam medeverdachte 5] (T005-3599 - 5223, -5522));
in elk geval (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) sigaretten voorhanden
heeft gehad, terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de
Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 20 februari
2018 te Noordwijkerhout en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of De Kwakel
(gemeente Uithoorn), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
-valse, vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
-waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
-waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien,
en/of
-waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst, en/of
-waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertonen,
te weten een of meer sigaret(ten) en/of een of meer sigarettenpakje(s)
(telkens) voorzien van de merknaam/merknamen Marlboro en/of LM en/of Pall Mall,
althans één of meer sigaret(ten) en/of éen of meer sigarettenpakje(s) (telkens) heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2018 te Noordwijkerhout, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a. a) van een of meer voorwerpen, te weten (een) contant geldbedrag(en) van
totaal 72.470 euro (AMB-025A), althans (telkens) een of meer (groot/grote)
geldbedrag(en) en/of een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest (en)
vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (een) contant geldbedrag(en)
van totaal 72.470 euro (AMB-025A), althans een (grote) geldbedrag(en) en/of
een of meer goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans
van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s)
wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven
goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.