ECLI:NL:RBROT:2020:7071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/597316 / JE RK 20-1476 en C/10/599683 JE RK 20-1893
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een gecertificeerde instelling tot tijdelijke voogd in een jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 28 juli 2020, is de kinderrechter ingegaan op het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige]. De moeder van [voornaam minderjarige] is sinds oktober 2019 vermist, wat heeft geleid tot een verzoek om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om het gezag uit te oefenen, en dat haar verblijfplaats onbekend is. Dit maakt het verzoek tot beëindiging van het gezag prematuur, maar de kinderrechter heeft wel besloten om de GI tot tijdelijk voogd te benoemen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn opgeheven, omdat de benoeming van de GI als voogd voldoende is om de zorg voor [voornaam minderjarige] te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597316 / JE RK 20-1476 en C/10/599683 JE RK 20-1893
datum uitspraak: 28 juli 2020

beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 28 mei 2020;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 8 juli 2020.
Op 28 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] ,
- de pleegouders.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.
Waar het in deze beschikking gaat over het verzoek van de Raad, dient - in plaats van het woord “kinderrechter” - te worden gelezen: “de rechtbank”.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 6 augustus 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 augustus 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 april 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 augustus 2020.

Het verzoek van de GI

Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer: C/10/597316 / JE RK 20-1476
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd.

Het verzoek van de Raad

Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer: C/10/599683 JE RK 20-1893
De Raad heeft verzocht
primair:
om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen,
subsidiair (zo begrijpt de kinderrechter uit het raadsrapport van 2 juli 2020, gevoegd bij het verzoekschrift):
om de GI tot tijdelijk voogd te benoemen, op grond van (tijdelijke) onmogelijkheid van de moeder, om het gezag uit te oefenen over [voornaam minderjarige] .
De GI heeft zich bij brief van 2 april 2020 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder van [voornaam minderjarige] is sinds oktober 2019 vermist en er is daarna niets meer van haar vernomen. Er kan daarom niet meer gewerkt worden aan het doel van de ondertoezichtstelling, namelijk om [voornaam minderjarige] weer thuis te plaatsen bij de moeder. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt hierdoor in een pleeggezin. Daarnaast is het zo dat [voornaam minderjarige] op zijn jonge leeftijd al een heel belaste voorgeschiedenis heeft. Het is voor [voornaam minderjarige] belangrijk om een duidelijk opgroeiperspectief te krijgen. Indien de rechtbank het te vroeg vindt voor een gezagsbeëindiging van de moeder, wordt door de Raad om een (tijdelijke) voogd verzocht die het gezag over [voornaam minderjarige] kan uitoefenen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De moeder is al ruim negen maanden uit beeld. Er is door de politie een aandachtvestiging op de moeder in zowel Nederland als België gemaakt. De GI is van mening dat, mocht de moeder zich weer melden, zij niet in staat zal zijn om voor [voornaam minderjarige] te zorgen.
De pleegouders hebben aangegeven het eens te zijn met het verzoek. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] bij hen, maar zij zijn geen perspectief biedend pleeggezin. De pleegouders hopen dat er een ander liefdevol en wel perspectief biedend pleeggezin voor [voornaam minderjarige] gevonden wordt.
De beoordeling
Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al maanden geen contact meer is geweest tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder. De moeder is sinds oktober 2019 vermist en nadien kan de GI geen contact krijgen met de moeder en is haar verblijfplaats onbekend. Uit het raadsrapport van 2 juli 2020 blijkt dat de moeder voor het laatst is gezien door een medebewoonster van Fier, waar zij toen verbleef, terwijl zij door twee mannen in een auto met een Belgisch kenteken werd getrokken.
De omstandigheid dat de moeder kennelijk ontvoerd is en om die reden geen contact kon - en mogelijk nog kan - maken met de hulpverlening in Nederland, is een omstandigheid die de moeder niet aan te rekenen is. Niet valt uit te sluiten dat de moeder, wanneer zij in staat zou zijn zelf haar doen en laten te bepalen, ter zitting zou zijn verschenen en verweer zou hebben gevoerd tegen de verzoeken van de Raad. Het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is daarom prematuur.
Daarnaast kent de wetgever een bepaling die, meer dan artikel 1:266 BW, aansluit bij de gegeven omstandigheden.
Ingevolge artikel 1:253q in samenhang met artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een voogd benoemen indien (a) de ouder die het gezag uitoefent al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of (b) het bestaan of de verblijfplaats van de ouder die het gezag uitoefent, onbekend is.
Van een dergelijke situatie is thans sprake. Het is de moeder immers onmogelijk het gezag over haar zoon uit te oefenen en het bestaan en de verblijfplaats van de moeder zijn onzeker. Daarom zal, op grond van genoemde wetsbepalingen, een (tijdelijk) voogd worden benoemd over [voornaam minderjarige] .
De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] te aanvaarden.
Nu de GI tot (tijdelijk) voogd over [voornaam minderjarige] wordt benoemd, is er geen meerwaarde te zien in een voortzetting van de ondertoezichtstelling. Daarom zullen de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] met ingang van heden worden opgeheven. Het verlengingsverzoek van de GI zal daarom ook worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het primaire verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder op grond van artikel 1:266 BW;
benoemt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, tot (tijdelijk) voogd over [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] ;
heft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] met ingang van heden op;
heft de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van heden op;
wijst af het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.