ECLI:NL:RBROT:2020:7073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
10/681040-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in geweldsincident met vuurwapens op parkeerterrein Dordrecht

Op 26 april 2020 vond er een geweldsincident plaats op een parkeerterrein in Dordrecht, waarbij slachtoffers met vuurwapens werden geslagen en één slachtoffer in zijn been werd geschoten. Er waren geen camerabeelden of forensisch bewijs beschikbaar, en het bewijs dat de slachtoffers de verdachten herkenden op Facebook-foto's werd door de rechtbank als onvoldoende overtuigend beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachten door de slachtoffers niet betrouwbaar was, omdat de getuigen die deze informatie zouden hebben verstrekt, dit ontkenden. De omstandigheden waaronder de slachtoffers de daders zagen, waren ook niet optimaal, aangezien het incident 's nachts plaatsvond en de daders hun gezichten deels bedekten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij. De voorlopige hechtenis werd opgeheven en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681040-20
Datum uitspraak (vervroegd): 10 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
thans preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar met aftrek van voorarrest.

4..Standpunt verdediging

Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte bij de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest.

5..Waardering van het bewijs

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Op 26 april 2020 werd om 01.14 uur bij de politie gemeld dat er een schietincident op een parkeerterrein aan de Spirea te Dordrecht had plaatsgevonden en dat daarna een stuk of drie auto’s waren weggereden (hierna: het geweldsincident).
De politie was kort daarop ter plaatse. Daar trof de politie [naam aangever 1] (hierna: [naam aangever 1] ) aan met een schotwond in het linkerbovenbeen en [naam aangever 2] (hierna: [naam aangever 2] ) met een dik bebloed linkeroog. Ook was er een aantal getuigen. Uit de verklaringen van [naam aangever 1] , [naam aangever 2] en de getuigen blijkt dat [naam aangever 1] en [naam aangever 2] op de betreffende parkeerplaats waren toen er plotseling een groep mannen kwam met drie auto’s. Die groep viel [naam aangever 1] en [naam aangever 2] aan, waarbij met vuurwapens werd geslagen en [naam aangever 1] door één van de mannen is beschoten. Tegenover de politie worden op de plaats delict geen namen genoemd van de daders, er wordt alleen gezegd dat het jongens uit Zwijndrecht zijn.
Over de drie auto’s is uiteenlopend verklaard. De rechtbank stelt vast dat het gaat om een Volkswagen Golf en twee kleinere auto’s en dat aangevers en getuigen geen kentekens hebben genoemd. Nadere informatie blijkt ook niet uit de camerabeelden.
Er zijn geen camerabeelden van de daders en er is geen forensich bewijs (DNA of vingerafdrukken). Uit het onderzoek naar de ANPR-registraties van de auto’s op naam van de familie van de verdachte en zijn medeverdachte en de zendmastgegevens van hun telefoons is evenmin enig belastend bewijs naar voren gekomen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande moet vastgesteld worden of de verdachte één van de daders is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet met voldoende zekerheid vast staat. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Vaststaat dat de aangevers de verdachte ten tijde van het geweldsincident niet hebben herkend als één van de daders. [naam aangever 2] is vrijwel direct na het geweldsincident door de politie gehoord, om 01.30 uur. Hij geeft dan een beschrijving van drie van de daders en verklaart één van hen te herkennen van een sportschool. De verdachte is niet die persoon. [1] De beide andere door hem omschreven daders kan hij blijkens zijn verklaring op dat moment niet verder plaatsen.
Later die dag, om 11.30 uur, heeft [naam aangever 2] zich wederom bij de politie gemeld. Hij liet foto’s zien die hij op internet heeft gevonden. Daarop staan drie personen, te weten de verdachte, zijn broer (en medeverdachte) [naam medeverdachte 1] (facebooknaam [facebooknaam] ) en een derde persoon, [naam medeverdachte 2] . [naam aangever 2] verklaarde dat de verdachte en zijn broer [naam medeverdachte 1] twee van de met vuurwapen gewapende daders waren. Van de jongens die bij het geweldsincident waren, had hij gehoord dat het broertje van ‘ [bijnaam 1] / [bijnaam 2] ’ [naam verdachte] heette. [naam verdachte] heeft geschoten, dat had hij gezien, zo verklaarde [naam aangever 2] . [naam aangever 2] heeft de foto’s gevonden via een vriendsuggestie van Facebook. Hij herkende de foto’s van de broer van de verdachte omdat hij hem in Zwijndrecht had gezien en via de vriendsuggesties van Facebook.
Enkele uren later is [naam aangever 2] nogmaals bij de politie gekomen. Hij kwam terug op zijn eerdere verklaring dat de verdachte geschoten zou hebben. Hij verklaarde langs alle jongens te zijn geweest die erbij waren. Vier van hen hebben tegenover hem de broer van de verdachte ( [naam medeverdachte 1] ) op de facebookfoto aangewezen als de schutter. Kennelijk, zo verklaarde [naam aangever 2] , had hij het verkeerd gezien, hij stond verder weg dan de andere jongens en was duizelig. Uit de verklaring van [naam aangever 2] en de overige inhoud uit het dossier blijkt dat [naam aangever 2] in zijn verklaring spreekt over de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] .
Op 5 mei 2020 heeft [naam aangever 2] tegenover de politie verklaard dat de door hem genoemde getuigen de verdachte kenden. Hij zegt dan ook dat na het geweldsincident, toen de daders wegreden, gezegd werd “dat zijn de [naam] ”. Hij verklaart dan verder dat hij de verdachte en zijn broer op Facebook heeft gevonden omdat één van de getuigen hem had gezegd hoe de dader op Facebook heette.
Op 8 mei 2020 heeft [naam aangever 2] tegenover de politie verklaard dat die ‘andere gasten’ (de rechtbank begrijpt hiervoor genoemde getuigen) eerst hadden geroepen dat het ‘de [naam] waren’ en later hebben ze specifiek gezegd dat het [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] waren. Hij weet niet hoe die getuigen dat weten, dat moet de politie aan hen vragen.
[naam aangever 1] heeft de verdachte en zijn broer herkend als de daders. Hij deed dat op de foto’s die [naam aangever 2] hem heeft laten zien, zo blijkt uit zijn verklaring.
De door [naam aangever 2] genoemde getuigen zijn door de politie gehoord. Zij verklaren de daders niet te hebben herkend of te kennen. Daarmee spreken zij dus de verklaring van [naam aangever 2] tegen dat zij de bron van de door hem verkregen informatie zijn.
Samenvattend stelt de rechtbank vast dat de herkenning van de verdachte en de medeverdachte door [naam aangever 2] en [naam aangever 1] is gestoeld op door [naam aangever 2] op facebook gevonden foto’s. Hij heeft deze foto’s gevonden in een zoektocht die gestuurd is door informatie die hij van getuigen zegt te hebben gehad. Die getuigen ontkennen dit en dat maakt onduidelijk wie nu welke informatie aan wie heeft verstrekt. De rechtbank neemt zonder meer aan dat [naam aangever 2] en [naam aangever 1] oprecht menen de verdachte en de medeverdachte te herkennen. Feit is echter dat deze herkenningen blijkens de verklaringen van [naam aangever 2] zijn gevoed door externe informatie waarvan de gestelde bronnen ontkennen bron te zijn.
Bij het voorgaande komt nog dat de omstandigheden waaronder aangevers de daders hebben gezien, niet optimaal zijn. Het geweldsincident vond midden in de nacht plaats op een plek met straatverlichting en duurde zeer kort. Belangrijk is bovendien dat [naam aangever 1] in zijn aangifte heeft verklaard dat de daders ten tijde van het geweldsincident een capuchon droegen tot aan hun ogen. Ook enkele getuigen maken melding van gezichtsbedekking. Onder al deze omstandigheden is een herkenning bijzonder moeizaam. Ook zijn de door de aangevers en getuigen opgegeven signalementen niet dusdanig specifiek dat het niet anders kan zijn dat de verdachte aan één van die opgegeven signalementen voldoet.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het bewijs onvoldoende overtuigend is. De verdachte zal dus worden vrijgesproken.

6..Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis wordt per direct opgeheven.

7..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde] , geboren op
17 november 1997, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 42.633,11 aan materiële schade en een vergoeding van € 35.000,00 aan immateriële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op de voorlopige hechtenis van verdachte en stelt hem onmiddellijk in vrijheid;
verklaart de benadeelde partij de heer [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij de heer [naam benadeelde] in de proceskosten door de verdachte ter verdediging van die vordering gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2020.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op en/of in de richting van het lichaam die [naam slachtoffer 1] en/of daarbij/daarmee die [naam slachtoffer 1] in het (boven)been heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [naam slachtoffer 1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een (deels) verbrijzeld dijbeen / bovenbeen), heeft toegebracht, door met een
vuurwapen een kogel af te vuren op en/of in de richting van het lichaam die [naam slachtoffer 1] en/of daarbij/daarmee die [naam slachtoffer 1] in het (boven)been te treffen;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, Spirea, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan met (een) (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en), althans (een) hard(e) voorwerp(en), op het hoofd en/of tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] .

Voetnoten

1.Het dossier bevat geen nadere informatie over deze persoon, maar de betreffende dader is volgens [naam slachtoffer 2] een gespierde forse man met een grote baard en dat is de verdachte evident niet, hetzelfde geldt voor de medeverdachte (zijn broer) die substantieel kleiner is dan de opgegeven 1.90 meter.