ECLI:NL:RBROT:2020:7081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/598527 / JE RK 20-1704
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens onvoldoende gronden

Op 17 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] werd afgewezen. De ouders van de kinderen, bijgestaan door hun advocaat mr. M.P. Kloppenburg, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De Raad had verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat de ouders moeite hadden met het gedrag van [voornaam minderjarige 1]. De ouders waren echter al in contact met de hulpverlening van Koersvast en gaven aan dat de situatie in het gezin verbeterde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid en in staat zijn om de geboden hulpverlening te accepteren en dat er geen sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat niet voldaan werd aan de criteria voor ondertoezichtstelling zoals vermeld in het Burgerlijk Wetboek, en heeft het verzoek van de Raad afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 augustus 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/598527 / JE RK 20-1704
datum uitspraak: 17 juli 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats minderjarige 1] ( [geboorteland minderjarige] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2014 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 17 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2020,
- de brief van de Raad van 9 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 14 juli 2020, met als bijlage de reactie van de vader op het definitieve raadsrapport.
Op 17 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Portugese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mevrouw J.M. van der Boom, tolk in de Portugese taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de ouders.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De ouders vinden het lastig om met het gedrag van [voornaam minderjarige 1] om te gaan. De ouders accepteren momenteel de hulpverlening van Koersvast, er is sprake van een prettig contact met deze organisatie en er is rust in de thuissituatie. De ouders hebben zich in het recente verleden ambivalent getoond in het accepteren van hulpverlening. Het heeft lang geduurd voordat hulpverlening op gang kwam waar [voornaam minderjarige 1] en ouders van profiteren. De problemen die er zijn kunnen niet los worden gezien van de opvoed- en opgroeisituatie. Er moet iets veranderen in het systeem. De Raad vindt het daarom van belang dat de inmiddels ingezette hulpverlening in het verplichte kader wordt voortgezet om de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen structureel weg te nemen.

Het standpunt van de GI

De GI is van mening dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. [voornaam minderjarige 1] laat weliswaar forse gedragsproblemen zien maar de ouders accepteren in het vrijwillige kader de hulp die daarvoor nodig is. Koersvast is sinds februari 2020 betrokken bij het gezin en biedt ondersteuning aan [voornaam minderjarige 1] en de ouders. Koersvast geeft aan dat er een goede samenwerking is met de ouders. De ouders blijken gemotiveerd te zijn voor de hulp. Aan [voornaam minderjarige 1] wordt cognitieve gedragstherapie geboden en ouders worden ondersteund in hun opvoeding van en houding richting [voornaam minderjarige 1] . Er zal een (nieuwe) IQ-test bij [voornaam minderjarige 1] worden afgenomen en systeemtherapie worden ingezet. [voornaam minderjarige 2] zal speltherapie worden geboden. De GI is met Koersvast van mening dat de ouders het vertrouwen dienen te krijgen dat zij het met de aanwezige hulpverlening zelf aankunnen. Volgens de GI blijft Koersvast monitoren of de hulpverlening die er is en wordt ingezet effectief is.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek. Door de ouders wordt niet betwist dat [voornaam minderjarige 1] gedragsproblemen heeft. De ouders hebben echter zelf hulpverlening ingeschakeld. Het CIT heeft de ouders Ambulante spoedhulp geboden. Dit beviel hen goed. Vervolgens zijn er allerlei andere instanties betrokken geraakt en zijn er misverstanden en irritaties gekomen. Sinds de komst van Koersvast loopt het allemaal weer goed. De ouders begrijpen niet waarom er verandering moet komen in de situatie nu het inmiddels allemaal goed gaat. De ouders willen een kans krijgen om de hulpverlening van Koersvast goed af te ronden. Er is door de inzet van hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] verandering gekomen in het gezinssysteem. [voornaam minderjarige 1] heeft een goede band met zijn psycholoog. Sinds een paar maanden gaat het goed met hem, hij heeft zichzelf meer onder controle en er zijn geen woede-uitbarstingen meer geweest. Er is ook een interne begeleidster op school betrokken bij [voornaam minderjarige 1] . De ouders vinden dat er daarnaast onvoldoende gronden zijn voor een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] . Dat zij deel uitmaakt van het gezinssysteem, maakt nog niet dat zij wordt bedreigd in haar ontwikkeling. Dat [voornaam minderjarige 2] een angstig meisje zou zijn, is naar hun mening onjuist. Met beide kinderen gaat het goed op school. De ouders hebben overal aan meegewerkt en zijn open en eerlijk geweest.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat het tot voor kort niet goed ging met [voornaam minderjarige 1] . Hij liet externaliserende gedragsproblematiek zien en had woedeaanvallen waarbij hij verbale en fysieke agressie toonde naar ouders, maar ook naar anderen. [voornaam minderjarige 2] leed ook onder de problemen van haar broer.
[voornaam minderjarige 1] heeft inmiddels begeleiding vanuit Koersvast en dat lijkt aan te slaan; op dit moment gaat het beter met hem. Doordat het beter met [voornaam minderjarige 1] gaat en de ouders een goede samenwerking ervaren met Koersvast, is ook de situatie van [voornaam minderjarige 2] verbeterd.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders voldoende bereid en in staat zijn om de geboden hulpverlening en ondersteuning te (blijven) accepteren. De ouders erkennen de problemen en hebben in de afgelopen periode meegewerkt aan de hulpverlening. De verwachting is dat zij hieraan zullen blijven meewerken. Gelet hierop wordt niet voldaan aan de criteria, zoals vermeld in artikel 1:255, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.