Op 17 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] werd afgewezen. De ouders van de kinderen, bijgestaan door hun advocaat mr. M.P. Kloppenburg, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De Raad had verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat de ouders moeite hadden met het gedrag van [voornaam minderjarige 1]. De ouders waren echter al in contact met de hulpverlening van Koersvast en gaven aan dat de situatie in het gezin verbeterde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid en in staat zijn om de geboden hulpverlening te accepteren en dat er geen sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat niet voldaan werd aan de criteria voor ondertoezichtstelling zoals vermeld in het Burgerlijk Wetboek, en heeft het verzoek van de Raad afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 augustus 2020.