ECLI:NL:RBROT:2020:7131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
8434808
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten en proceskosten door zorgverlenende partij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Famed B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Famed, een zorgverzekeraar, vorderde betaling van € 75,94 aan hoofdsom, € 0,91 aan rente en € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten van de gedaagde, die een medische behandeling had ondergaan. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij de hoofdsom al had voldaan vóór de dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat er geen discussie was over de verschuldigdheid van de hoofdsom en de bijkomende kosten, maar dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij de betaling vóór de dagvaarding had gedaan. De rechter wees de vordering van Famed toe, met inachtneming van de proceskosten die de gedaagde moest vergoeden. De beslissing houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 40,91 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van in totaal € 210,85. Tevens werd bepaald dat indien de gedaagde een betaling van € 163,82 had gedaan, dit bedrag eerst in mindering zou strekken op de hoofdsom en daarna op de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8434808 \ CV EXPL 20-10608
uitspraak: 7 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Famed B.V.,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten BV te Almere,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon
Partijen worden hierna Famed en [gedaagde] genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 19 maart 2020;
  • de aantekeningen van de griffier van het telefonisch antwoord van [gedaagde] ;
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte vermindering van eis;
  • de aantekeningen van de griffier van de telefonisch reactie van [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft op 26 juni 2019 een medische behandeling ondergaan bij Mondhygiënistenpraktijk Barendrecht. De kosten van deze behandeling bedroegen € 151,88.
2.2.
De mondhygiënistenpraktijk heeft deze vordering op [gedaagde] gecedeerd aan Famed. Famed heeft de kosten van de behandeling daarop gedeclareerd bij de zorgverzekeraar van [gedaagde] , welke de nota voor de helft heeft vergoed.
2.3.
Op 5 juli 2019 heeft Famed een factuur aan [gedaagde] gezonden, ter hoogte van een bedrag van € 75,94.

3..Het geschil

3.1.
Famed heeft bij dagvaarding gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van
€ 75,94 aan hoofdsom, € 0,91 aan rente berekend tot 9 maart 2020 en € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 75,94 vanaf
9 maart 2020, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de betekening van het vonnis.
3.2.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe aangevoerd dat hij voor de dag van dagvaarding, namelijk op 24 maart 2020, de hoofdsom van € 75,94 al heeft voldaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is er geen discussie over dat [gedaagde] de hoofdsom van € 75,94 is verschuldigd aan Famed. Ook de gevorderde wettelijke rente van € 0,91 en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- worden als niet betwist en op de wet gegrond in beginsel toegewezen. De vraag is of [gedaagde] op dit moment nog iets verschuldigd is aan Famed.
4.2.
Famed heeft bij conclusie van repliek bevestigd dat zij op 23 maart 2020 een betaling van € 75,94 heeft ontvangen van [gedaagde] . Zij heeft daarbij een e-mail aan [gedaagde] overgelegd van 24 maart 2020, waarin zij deze betaling bevestigt, maar ook meldt: “
de restantvordering bedraagt per heden € 163,82”.De kantonrechter merkt daarbij voor de volledigheid op dat deze betaling dus niet is verricht voor de dag van dagvaarding, zoals door [gedaagde] gesteld. De dagvaarding is immers betekend op 19 maart 2020.
4.3.
De betaling van [gedaagde] strekt eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten kosten en de rente, zodat [gedaagde] deze kosten door zijn betaling volledig heeft voldaan. Het restant van € 35,03 strekt in mindering op de gevorderde hoofdsom, zodat daarvan nog een bedrag van € 40,91 resteert.
4.4.
[gedaagde] heeft bij zijn tweede telefonisch reactie aangevoerd dat hij de rest van de vordering ten bedrage van € 163,82 heeft betaald. Hij heeft echter geen betaalbewijs aangeleverd en Famed heeft geen gelegenheid gehad om hierop te reageren. Daarom zal de kantonrechter deze betaling in principe buiten beschouwing laten. Wel zal de kantonrechter hierop hierna nog terugkomen.
4.5.
Ten tijde van de dagvaarding was sprake van een betalingsachterstand van [gedaagde] , zodat Famed op goede gronden deze procedure tegen [gedaagde] is gestart. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Famed worden vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 86,85 aan dagvaardingskosten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde van Famed.
4.6.
Als [gedaagde] de betaling van € 163,82 daadwerkelijk heeft verricht dan heeft hij hiermee uiteraard de hoofdsom volledig voldaan. Het restant (€ 122,91) strekt dan in mindering op de proceskosten.
4.7.
Voor de volledigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Door zijn gestelde betaling van € 163,82 heeft [gedaagde] dus niet het gehele restant van de vordering betaald, zoals door hem aangevoerd. Het restant van de vordering bedroeg op 24 maart 2020 weliswaar € 163,82 (naar de kantonrechter begrijpt bestaande uit € 40,- aan buitengerechtelijk incassokosten, € 0,97 aan verschenen rente, € 36,- aan salaris van de gemachtigde en € 86,85 aan dagvaardingskosten), maar doordat [gedaagde] heeft gewacht met de betaling van dit bedrag, zijn de kosten inmiddels verder opgelopen. Famed heeft sindsdien namelijk ook griffierecht moeten betalen en [gedaagde] is € 36,- extra aan salaris voor de gemachtigde van Famed verschuldigd geworden, voor het opstellen van de conclusie van repliek.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Famed tegen kwijting te betalen € 40,91 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 9 maart 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, na elke creditmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Famed vastgesteld op € 210,85 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
bepaalt dat indien de betaling van [gedaagde] van € 163,82 door Famed is ontvangen, dit bedrag eerst in mindering strekt op de hoofdsom en daarna op de proceskosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394