ECLI:NL:RBROT:2020:7134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/591907 / FA RK 20-1148
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind na beëindiging van het gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van een moeder om het ouderlijk gezag over haar kind, geboren in 2008, te herstellen. Het ouderlijk gezag was eerder beëindigd bij beschikking van 28 november 2016, waarbij de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) met de voogdij was belast. De moeder heeft sindsdien aanzienlijke stappen gezet in haar persoonlijke ontwikkeling en heeft gewerkt aan haar trauma's en kwetsbaarheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder stabiel is, haar financiën op orde heeft en al meer dan twee jaar geen softdrugs meer gebruikt.

De moeder heeft primair verzocht om herstel van het ouderlijk gezag en subsidiair om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, haar advocaat, een begeleidster van ASVZ, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI aanwezig waren. De Raad en de GI steunden het verzoek van de moeder, waarbij werd opgemerkt dat de moeder goed voor haar kind kan zorgen en dat er een warme band tussen hen bestaat.

De rechtbank heeft de criteria van artikel 1:277 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat herstel van het gezag in het belang van het kind is. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder toegewezen, het ouderlijk gezag hersteld en de voogdij van de GI beëindigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591907 / FA RK 20-1148
datum uitspraak: 14 juli 2020

beschikking herstel van het ouderlijk gezag

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 16 september 2019, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2020;
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2020;
- de brief van de zijde van de moeder van 15 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 15 mei 2020;
- de brief van de GI van 3 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2020;
- het F-formulier van de zijde van de moeder van 5 juni 2020.
Op 14 juli 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door een begeleidster van ASVZ, [naam 1] ,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2016 is het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind] beëindigd en is de GI met de voogdij over [naam kind] belast.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek

De moeder verzoekt primair het ouderlijk gezag van haar over [naam kind] te herstellen. Subsidiair verzoekt de moeder een omgangsregeling vast te stellen, waarbij [naam kind] bij haar zal zijn:
  • om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
  • na drie maanden om de week van zaterdag 10.00 uur zondag 18.00 uur en een deel van de vakanties in overleg te bepalen, maar in elk geval één week iedere zomervakantie en de helft van de kerstvakantie, waarbij de minderjarige wordt gehaald en gebracht.
De moeder handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het verzoek is aanvankelijk in behandeling genomen door de rechtbank Amsterdam, waarna de behandeling van het verzoek is aangehouden en een traject is gestart richting terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. Dat traject is goed verlopen. Met instemming van alle betrokkenen zal de verhuizing van [naam kind] naar de moeder de volgende week plaatsvinden. [naam kind] gaat het komende - laatste - schooljaar naar haar eigen school en het vervoer daarvoor is geregeld. De pleegmoeder van [naam kind] zal betrokken blijven in het leven van [naam kind] . Met alle betrokkenen moet daar nog invulling aan worden gegeven. Binnenkort zal [naam kind] nog een weekend bij haar pleegmoeder verblijven. De moeder is blij met de pleegmoeder.

De standpunten van de belanghebbenden

De Raad staat achter het verzoek van de moeder. Het gaat heel erg goed, de moeder doet goed haar best en zij heeft een vangnet om haar heen. De moeder woont begeleid en omdat contact met de pleegmoeder in stand blijft, is ook pleegzorg nog betrokken. De GI vindt een ondertoezichtstelling niet nodig, omdat zij alle vertrouwen hebben in de moeder. Omdat [naam kind] op zeer korte termijn bij de moeder gaat wonen, dient het gezag van de moeder zo snel als mogelijk te worden hersteld.
De GI staat achter het verzoek van de moeder.
[naam kind] staat achter het verzoek van moeder, hoewel zij graag verblijft in het pleeggezin. Zij is blij dat zij meer tijd bij haar moeder zal doorbrengen, maar zij is ook verdrietig want zij zal pleegmoeder missen.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:277 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en
de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, als bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, in staat is te dragen.
Onder de verzorging en opvoeding van de minderjarige, als bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de moeder sinds de gezagsbeëindiging in 2016 enorme stappen heeft gezet. Zij heeft gewerkt aan haar trauma’s en kwetsbaarheden en staat stabiel in het leven. De financiën van de moeder zijn op orde en zij gebruikt al meer dan twee jaar geen softdrugs meer.Na de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2020 heeft de GI aanleiding gezien om de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: de omgangsregeling) tussen de moeder en [naam kind] verder uit te breiden. Deze regeling verloopt goed. ASVZ komt dagelijks bij de moeder en zij zien dat sprake is van een warme band tussen de moeder en [naam kind] en dat zij samen leuke dingen ondernemen. Ook kan de moeder de aandacht over [naam kind] en haar halfbroertje, [naam 2] goed verdelen. De GI heeft de moeder de afgelopen periode betrokken bij het nemen van beslissingen over [naam kind] en ook dit verloopt goed.
Door de uitvoering van de huidige omgangsregeling is vast komen te staan dat de moeder in staat is voor een lange aaneengesloten periode de verzorging en opvoeding van [naam kind] te dragen. Daarbij is de kinderrechter van oordeel dat door toewijzing van het verzoek van de moeder duidelijkheid wordt geboden over het toekomstperspectief van [naam kind] , hetgeen in haar belang is. De kinderrechter stelt vast dat is voldaan aan de criteria genoemd in artikel 1:277 lid 1 sub a en b BW en zal het primaire verzoek van de moeder toewijzen.
De voogdij van de GI over [naam kind] eindigt op grond van artikel 1:281 lid 1 sub b BW juncto artikel 1:281 lid 2 BW van rechtswege daags nadat deze beschikking is verstrekt of verzonden.

De beslissing

De rechtbank:
herstelt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] over [naam kind] ;
wijst af het meer of anders verzochte;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.