In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], in een voorziening voor pleegzorg. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen, omdat er zorgen zijn over de opvoed- en thuissituatie van [naam kind]. De ouders van [naam kind] zijn het niet eens met het verzoek en bepleiten dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur wordt verlengd, in afwachting van een tussenrapportage van De Kleine Plantage.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ten tijde van de uithuisplaatsing niet tot amper Nederlands sprak en een ontwikkelingsachterstand had opgelopen. De zorgen over zijn gedrag na omgangsmomenten met de ouders zijn ook aanwezig. De GI heeft ambulante hulpverlening aangevraagd om de thuissituatie te stabiliseren, maar de ouders zijn van mening dat de hulpverlening onvoldoende perspectief biedt. De kinderrechter heeft de stellingen van de ouders niet onderbouwd geacht en heeft geconcludeerd dat de zorgen over de opvoed- en thuissituatie van [naam kind] nog steeds aanwezig zijn.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en die van de ouders afgewezen. De machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] is verlengd tot uiterlijk 14 april 2021. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI, indien de situatie dit toelaat, zal moeten zorgen voor een veilige opvoedomgeving voor [naam kind] bij de ouders.