ECLI:NL:RBROT:2020:7180

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/600417 / JE RK 20-2007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgelijke opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, is niet verschenen op de zitting en staat niet open voor hulpverlening. De minderjarige heeft schoolverzuim vertoond en is van school gestuurd, wat de zorgen over zijn opvoedsituatie vergroot. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond ondersteunt het verzoek van de Raad, maar heeft ook geen contact kunnen krijgen met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige en dat het noodzakelijk is om hem onder toezicht te stellen om zicht te krijgen op zijn situatie en passende hulpverlening te kunnen bieden. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met een looptijd van 7 augustus 2020 tot 7 augustus 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/600417 / JE RK 20-2007
datum uitspraak: 7 augustus 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de brief van de Raad van 23 juli 2020, ingekomen bij de griffie op 24 juli 2020.
Op 7 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en medegedeeld dat het zorgelijk is dat er geen zicht is op [voornaam minderjarige] en zijn opvoedsituatie. Er moet hulpverlening worden opgestart. Ook moet bezien worden welke rol de vader kan spelen in het leven van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund.
De GI is sinds medio mei 2020 betrokken in het drangkader. Er zijn diverse pogingen gedaan om in contact te komen met de moeder, maar dat is niet gelukt. De moeder staat niet open voor contact met de GI. Er is sprake geweest van schoolverzuim en [voornaam minderjarige] is nu ook van school gestuurd. De kans bestaat dat hij aan de start van het nieuwe schooljaar geen school heeft. Het ontbreekt aan zicht op de thuissituatie.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van schoolverzuim en [voornaam minderjarige] heeft verbaal en fysiek agressief gedrag vertoond op school, als gevolg waarvan hij is geschorst. Het is zorgelijk dat het sinds maart 2020 ontbreekt aan zicht op [voornaam minderjarige] , nu hij niet meer naar school kon gaan en evenmin afstandsonderwijs heeft kunnen volgen. Daarbij komt dat [voornaam minderjarige] door de moeder wordt belast met het conflict dat zij heeft met de school. [voornaam minderjarige] zou van school zijn gestuurd en onduidelijk is of er voorafgaand aan het schooljaar 2020-2021 een plek op een andere school voor hem geregeld is.
Hoewel er sinds mei 2020 sprake is van een drangkader, is het de GI niet gelukt om in contact te komen met de moeder. De moeder staat niet open voor de hulpverlening en het contact met de GI. Hierdoor ontbreekt het tot op heden aan zicht op [voornaam minderjarige] en zijn opvoedsituatie alsmede op het persoonlijk functioneren van de moeder. Het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk om zicht te krijgen en om passende hulpverlening in te kunnen zetten. Ook moet bezien worden of de vader een rol kan spelen in het leven van [voornaam minderjarige] en op welke wijze het contact tussen hen kan worden vormgegeven.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 7 augustus 2020 tot 7 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.