Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- [betrokkene 2] werkzaam bij Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
- de beschermingsbewindvoerder;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 12 juni 2020 een verzoek ingediend om ABN AMRO Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft elf schuldeisers met een totale vordering van € 132.926,33. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 3,38% aan de preferente schuldeisers en 1,69% aan de concurrente schuldeisers. ABN AMRO, als enige schuldeiser, heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling en heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de schulden verwijtbaar zijn en dat de aangeboden regeling niet goed gedocumenteerd is.
Tijdens de zitting op 13 juli 2020 is ABN AMRO niet verschenen, terwijl verzoeker en zijn beschermingsbewindvoerder wel aanwezig waren. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker duurzaam en voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV en dat hij een IVA-uitkering ontvangt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorstel van verzoeker het uiterste is waartoe hij in staat is en dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van ABN AMRO.
De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en ABN AMRO bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is ABN AMRO veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. Het vonnis is uitgesproken op 24 juli 2020 en kan binnen acht dagen in hoger beroep worden aangevochten.