ECLI:NL:RBROT:2020:7209
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en gokverslaving
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 23 juni 2020. De verzoeker, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 109.709,48. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van artikel 288 van de Faillissementswet, omdat niet is aangetoond dat de verzoeker te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van gokactiviteiten en dat de verzoeker niet in staat is om zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen.
Tijdens de zitting op 3 augustus 2020, waar de verzoeker, zijn begeleider van het Leger des Heils en zijn beschermingsbewindvoerder aanwezig waren, is gebleken dat de verzoeker in de periode van 2018 en 2019 geld heeft uitgegeven in een casino. De gemeente Rotterdam heeft een terugvordering van € 6.386,37 ingesteld wegens te veel ontvangen uitkering, wat de rechtbank als een indicatie van onbetrouwbaarheid heeft gezien. De verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, waardoor deze in rechte vaststaat.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gokverslaving onder controle is en dat hij in staat is om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank heeft de goede trouw van de verzoeker in twijfel getrokken, gezien zijn eerdere gokactiviteiten en het gebrek aan bewijs dat hij zijn verslaving onder controle heeft. Daarom is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, met de opmerking dat dit niet uitsluit dat er andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing zouden leiden.