Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8514051 CV EXPL 20-14432
uitspraak: 21augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
AnderZorg N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘AnderZorg’ en ‘ [gedaagde] ’.
1..Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 21 april 2020, met een productie;
de conclusie van antwoord, met een productie;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.
2..De vaststaande feiten
2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft bij AnderZorg een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.
3..Het geschil
3.1
AnderZorg vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan AnderZorg van een bedrag van € 143,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 93,50 vanaf 15 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
AnderZorg legt – kort samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst gehouden om premie te betalen. [gedaagde] is nog een bedrag van € 93,50 exclusief rente en kosten verschuldigd voor de premie over september 2019.
3.3
[gedaagde] heeft op de dagvaarding gereageerd. Op zijn verweer wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.
4..De beoordeling
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een zorgverzekeringsovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde] de premie over september 2019 nog moet betalen. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.2
De wettelijke rente zal ook worden toegewezen, omdat de premie bij vooruitbetaling moest worden voldaan en [gedaagde] dus vanaf dat moment in verzuim is. [gedaagde] is daarom op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd.
4.3
AnderZorg maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.4
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij heeft gereageerd op een e-mail van LAVG en dat hij ook voor dit bedrag een regeling wilde treffen. Deze mail is – zoals volgens [gedaagde] later bleek – verzonden aan een zogeheten ‘no reply e-mailadres’, zodat de mail AnderZorg niet heeft bereikt.
4.5
Vooropgesteld dient te worden dat AnderZorg niet verplicht is om een regeling te treffen en daartoe ook niet door de rechter kan worden gedwongen. Dat neemt niet weg dat de bedoeling van de wetgever is geweest dat partijen onderzoeken of zij samen tot een oplossing kunnen komen voordat zij naar de rechter gaan. Daar komt bij dat partijen vaker een regeling hebben getroffen, die kennelijk ook steeds door [gedaagde] werd nagekomen.
4.6
Het gebruik van een ‘no reply e-mailadres’ past niet goed bij de bedoeling van de wetgever om nodeloze procedures te voorkomen. Dit geldt temeer wanneer - zoals hier - in de e-mail zelf niet duidelijk staat op welke manier de ontvanger wel kan reageren. Het verwijt dat [gedaagde] aan AnderZorg en haar gemachtigde maakt is in zoverre dan ook terecht. Het blijft niettemin de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om de premie tijdig te betalen. Mede daarom mocht van [gedaagde] wel worden verwacht dat hij nogmaals contact zou opnemen met LAVG, toen die ook niet reageerde. Tussen de e-mail van [gedaagde] en het uitbrengen van de dagvaarding zit immers bijna vier maanden. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat AnderZorg op goede gronden een procedure mocht starten, zodat [gedaagde] de proceskosten moet betalen.
5..De beslissing
De kantonrechter
:
:
veroordeelt [gedaagde] aan AnderZorg te betalen een bedrag van € 143,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 93,50 vanaf 15 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AnderZorg vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645