ECLI:NL:RBROT:2020:7230
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot goedkeuring afwijkend huurbeding in huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in een huurovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder]. Het verzoek is ingediend door [verzoekster] ter goedkeuring van bedingen die afwijken van de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, specifiek artikel 7:291 BW. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juni 2020 via een beeldverbinding in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19.
De huurovereenkomst betreft een bedrijfsruimte die door [verzoekster] aan [verweerder] is verhuurd, met een aanvangsdatum van 1 januari 2018. In de overeenkomst zijn verschillende bedingen opgenomen die de rechten van [verweerder] als huurder aantasten, waaronder bepalingen over het beëindigen van de huurovereenkomst en het aanpassen van de huurprijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de voorgestelde afwijkingen van de wettelijke bepalingen wezenlijk afbreuk doen aan de rechten van [verweerder].
De kantonrechter oordeelt dat [verweerder] niet in een zodanig sterke positie verkeert dat hij de bescherming van de wet niet behoeft. De rechter concludeert dat de omstandigheden die door [verzoekster] zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om te rechtvaardigen dat de wettelijke rechten van [verweerder] worden aangetast. De kantonrechter wijst het verzoek tot goedkeuring van de afwijkende bedingen af en veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, vastgesteld op € 721,- aan gemachtigdensalaris.