Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld op basis van een vermeende arbeidsovereenkomst. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Suttorp, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door geen loon te betalen en geen loonbescheiden te verstrekken. Eiser stelde dat hij op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst in dienst was van gedaagde en dat hij zijn loon over een bepaalde periode niet had ontvangen. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser slechts af en toe voor hem had gewerkt en dat er geen arbeidsovereenkomst bestond. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet had voldaan aan zijn stelplicht, omdat hij onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd ter onderbouwing van zijn vordering. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was voor de gestelde arbeidsovereenkomst en wees de vordering van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld.