ECLI:NL:RBROT:2020:7248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
10/994502-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvaring tussen twee schepen met levensgevaar voor opvarenden

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de schipper van een motortankschip, die betrokken was bij een aanvaring op de Dordtsche Kil op 26 mei 2018. De aanvaring vond plaats tussen het motortankschip, genaamd '[naam schip 1]', en een motorvrachtschip, '[naam schip 2]'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door een lange periode van onoplettendheid, aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gehandeld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had de [naam schip 2] op zijn radar en elektronische vaarkaart gezien, maar heeft geen actie ondernomen om een aanvaring te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onvoldoende gebruik heeft gemaakt van zijn navigatiesystemen en niet adequaat heeft uitgekeken, wat leidde tot de aanvaring en het zinken van de [naam schip 2]. De schipper en zijn vrouw aan boord van de [naam schip 2] hebben hun schip met gevaar voor eigen leven moeten verlaten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een geldboete op van € 2.500,-, zonder beroepsverbod, gezien de omstandigheden van de zaak en de ervaring van de verdachte als schipper.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/994502-19
Datum uitspraak: 18 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , [land verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadslieden mrs. P.A. den Haan en R.H. Zanting, beiden advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kubicz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 2.500,-, te vervangen door 35 dagen hechtenis, en een voorwaardelijk beroepsverbod voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat er bij de verdachte geen sprake is van strafrechtelijke schuld als bedoeld in artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en van handelen in strijd met goed zeemanschap als bedoeld in artikel 1.04 van het Binnenvaartpolitiereglement. De verdachte heeft voorzichtig, oplettend, zorgvuldig en professioneel gehandeld. Hij maakte tijdens het varen met zijn schip de [naam schip 1] (hierna: [naam schip 1] ) voor een veilige doorvaart gebruik van alle beschikbare navigatiehulpmiddelen als radar, Tresco en AIS. De verdachte heeft de [naam schip 2] gezien toen deze vóór [naam schip 1] voer, maar heeft de [naam schip 2] om onverklaarbare redenen niet geregistreerd. Dit heeft afschuwelijke gevolgen gehad, maar is voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 169 Sr onvoldoende.
Bovendien is sprake van eigen schuld aan de zijde van de schipper van de [naam schip 2] . Hij had met zijn schip meer stuurboordwal kunnen varen en had bovendien, toen hij zag dat [naam schip 1] niet uitweek, ruimschoots de mogelijkheid om met een uitwijkmanoeuvre zijn schip uit te gevarenzone te brengen. Er ontbreekt dan ook ook sluitend causaal verband tussen de omissie van de verdachte en het ontstaan van de aanvaring en het levensgevaar waarin de schipper van de [naam schip 2] en zijn echtgenote zouden zijn gebracht.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijs-middelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
[naam schip 1] is een motortankschip met een lengte van 135 meter, een breedte van 16,85 meter, een hoogte van ongeveer 10,95 meter en een tonnage laadvermogen van 6.610 ton. De [naam schip 2] is een motorvrachtschip met een lengte van 38,73 meter, een breedte van 5,05 meter en een tonnage laadvermogen van 381 ton.
Op 26 mei 2018 omstreeks 16.00 uur voer de [naam schip 2] over de Dordtsche Kil, komende uit de richting van Dordrecht en gaande in de richting Moerdijk en had het een snelheid van 14,07 kilometer per uur. De schipper was [naam schipper] en aan boord was tevens zijn echtgenote [naam echtgenote] . [naam schip 1] voer omstreeks 16.22 uur in dezelfde richting met een snelheid van 20,7 kilometer per uur en liep door zijn hogere snelheid in op de vóór hem varende [naam schip 2] . De verdachte was de schipper van [naam schip 1] .
Omstreeks 16.30 uur is [naam schip 1] tijdens het oplopen op de Dordtsche Kil met haar boeg tegen de achterzijde van de [naam schip 2] gevaren. De [naam schip 2] maakte hierdoor water en zonk bijna direct. De schipper en zijn vrouw hebben het schip met gevaar voor eigen leven via het water moeten verlaten. Het schip bleek total loss.
De verdachte voer ten tijde van de aanvaring al 27 jaar op de binnenvaart, waarvan twaalf jaar als schipper van [naam schip 1] . Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 mei 2018 goed zicht had en dat hij de [naam schip 2] op de radar en op zijn elektronische vaarkaart heeft gezien toen deze op ongeveer 1.500 meter afstand vóór hem voer. Hij wist dat de snelheid van [naam schip 1] hoger was dan die van de [naam schip 2] en dat het tien tot vijftien minuten zou duren voordat hij bij de [naam schip 2] zou zijn. De verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor het feit dat hij niets heeft gedaan om een aanvaring te voorkomen. Op het moment dat hij de [naam schip 2] had opgelopen, was hij zich niet meer bewust van de aanwezigheid van dat schip. De verdachte vermoedt dat hij op routine heeft gevaren.
Voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 169 Sr is van belang of de verdachte het verwijt gemaakt kan worden dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam en/of nalatig heeft gevaren waardoor de aanvaring is ontstaan en als gevolg waarvan levensgevaar is ontstaan voor de opvarenden van de [naam schip 2] . Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Van de verdachte als ervaren binnenvaartschipper én als schipper van een dergelijk groot motortankschip als [naam schip 1] mag worden verwacht dat hij tijdens het varen voortdurend alert blijft en bedachtzaam handelt bij het oplopen van andere schepen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op de bewuste dag van dergelijk handelen geen blijk heeft gegeven, in ieder geval niet gedurende een periode van vijftien minuten. De verdachte heeft de [naam schip 2] immers gezien op zijn radar en op zijn elektronische vaarkaart en wist op dat moment dat hij nog vijftien minuten de tijd had om de [naam schip 2] veilig te passeren, althans om een veilige inhaalmanoeuvre voor te bereiden. Hij heeft vervolgens, gedurende die vijftien minuten, op de radar en op zijn elektronische vaarkaart kunnen zien dat de [naam schip 2] nog steeds met een lagere snelheid vóór hem voer. Desondanks heeft de verdachte niets gedaan om een aanvaring te voorkomen, maar is hij gewoon op dezelfde koers en met dezelfde snelheid doorgevaren. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de verdachte gedurende die periode van vijftien minuten onvoldoende gebruik heeft gemaakt van zijn radar, navigatiesysteem en AIS en evenmin voldoende uitkijk heeft gehouden. Als gevolg daarvan heeft hij bij het van achteren naderen van de [naam schip 2] geen afstand gehouden ten opzichte van die [naam schip 2] , heeft hij de koers en snelheid van [naam schip 1] niet aangepast en is hij niet uitgeweken voor de [naam schip 2] , waardoor de verdachte met [naam schip 1] tegen de [naam schip 2] is aangevaren.
De rechtbank is van oordeel dat een dusdanig lange periode van onoplettendheid, onder deze specifieke omstandigheden, dient te worden aangemerkt als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig in de zin van artikel 169 Sr. Ten gevolge hiervan is de [naam schip 2] gezonken en verongelukt, waardoor levensgevaar voor de opvarenden van de [naam schip 2] is ontstaan.
Dat de schipper van de [naam schip 2] mede schuldig is geweest aan die aanvaring, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden en is bovendien geen omstandigheid die het gedrag van de verdachte rechtvaardigt of de schuld van de verdachte in strafrechtelijke zin wegneemt.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 26 mei 2018, te 's-Gravendeel, in de gemeente Binnenmaas, thans gemeente Hoeksche Waard, als schipper van een groot schip, te weten het motortankschip, genaamd " [naam schip 1] ", met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten de Dordtsche Kil en tijdens dit varen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend enonachtzaam en nalatig heeft gehandeld, als gevolg waarvan het motorschip " [naam schip 2] " is gezonken en verongelukt enonbruikbaar is gemaakt en of is beschadigd, ten gevolge waarvan levensgevaar voor zich aan boord van die [naam schip 2] zich bevindende personen is ontstaan, immers heeft hij verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilig
evaart mogelijk was en
- onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut aanwezige en in werking zijnde radar en navigatiesysteem (Tresco) en/of AIS en
- met een snelheid van (ongeveer) 20 kilometer per uur die [naam schip 2] (aan stuurboordzijde) opgelopen en genaderd en
- bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] , geen afstand gehouden ten opzichte van die [naam schip 2] en
- bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] , niet de koers en de snelheid van die [naam schip 1] aangepast teneinde een veilige afstand te behouden ten opzichte van die [naam schip 2] en
- niet uitgeweken voor die [naam schip 2] ; waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip [naam schip 1] tegen die [naam schip 2] is aangevaren en/of gebotst, ten gevolge waarvan die [naam schip 2] is gezonken, waarbij voor de zich op die [naam schip 2] bevindende [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] levensgevaar is ontstaan, en het aldus aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is, dat genoemde [naam schip 2] is gezonken en is verongelukt en onbruikbaar is gemaakt en is beschadigd, waardoor levensgevaar is ontstaan voor genoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
2.
hij, op 26 mei 2018, te 's-Gravendeel, in de gemeente Binnenmaas, thans gemeente Hoeksche Waard, als schipper van een groot schip, te weten het motortankschip, genaamd " [naam schip 1] ", met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten de Dordtsche Kil, en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevond waren geboden teneinde (met name) te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht en/of schade werd veroorzaakt aan andere
schepen en/of de veiligheid en/of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar werd(en) gebracht, immers heeft hij, verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilige vaart mogelijk was en
- onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut
aanwezige en in werking zijnde radar en/of navigatiesysteem (Tresco) en/of AIS en
- met een snelheid van (ongeveer) 20 kilometer per uur die [naam schip 2] (aan stuurboordzijde) opgelopen en/of genaderd en
- bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] geen afstand gehouden ten opzichte van die [naam schip 2] en
- bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] niet de koers en/of de snelheid van die [naam schip 1] aangepast teneinde een veilige afstand te behouden ten opzichte van die [naam schip 2] en
- niet uitgeweken voor die [naam schip 2] waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip [naam schip 1] tegen die [naam schip 2] is aangevaren en/of gebotst, waardoor voor de zich op en/of in die [naam schip 2] bevindende [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] levensgevaar is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig zinkt, verongelukt, onbruikbaar gemaakt en beschadigd wordt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat, meermalen gepleegd
en
feit 2 primair
overtreding van een regel gesteld krachtens artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf gebaseerd is
De verdachte, een ervaren beroepsschipper, heeft op 26 mei 2018 op de Dordtsche Kil een aanvaring veroorzaakt tussen zijn motortankschip [naam schip 1] en het motorvrachtschip de [naam schip 2] . Hij heeft zich daarbij aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen, doordat hij met zijn schip de [naam schip 2] heeft opgelopen en heeft verzuimd enige handeling te verrichten om die [naam schip 2] op een veilige manier voorbij te varen waardoor [naam schip 1] de [naam schip 2] uiteindelijk heeft overvaren. De [naam schip 2] is hierdoor gezonken en de schipper van de [naam schip 2] en zijn vrouw hebben hun zinkende schip ternauwernood kunnen verlaten. De aanvaring heeft een grote impact gehad op hun leven. Zij zijn hun schip kwijt geraakt, waar zij niet alleen op werkten, maar al 29 jaar lang op woonden. De echtgenote heeft bovendien aan het ongeval blijvend letsel overgehouden; zij is een deel van haar teen kwijtgeraakt. De verdachte heeft met zijn handelen veel leed aan de schipper van de [naam schip 2] en zijn vrouw toegebracht.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in het voordeel van de verdachte zijn procesopstelling mee: hij is open en oprecht geweest en heeft spijt betuigd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte woont in Tsjechië en werkt als binnenvaartschipper drie weken op en af, waardoor het voor hem lastig zal zijn om een taakstraf uit te voeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Al het voorgaande in overweging nemende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500,00 een passende sanctie.
De officier van justitie heeft naast een geldboete tevens een voorwaardelijk beroepsverbod geëist. De rechtbank ziet hiertoe echter geen aanleiding, mede gelet op het feit dat de verdachte jarenlange ervaring heeft als schipper, hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en soortgelijke feiten zich bovendien na de bewezen verklaarde feiten (die inmiddels ruim twee jaar geleden hebben plaatsgevonden) ook niet meer hebben voorgedaan.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 55, 57 en 169 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 4 en 31 van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 1.04 Binnenvaartpolitiereglement en artikel 7a van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
35 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2020.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 26 mei 2018, te 's-Gravendeel, in de gemeente Binnenmaas,
thans gemeente Hoeksche Waard, als schipper van een groot schip, te weten het
motortankschip, genaamd " [naam schip 1] ",
met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer
openstaande vaarwater, te weten de Dordtsche Kil
en tijdens dit varen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, als gevolg waarvan het motorschip
" [naam schip 2] " is gezonken en/of verongelukt en/of vernield en/of onbruikbaar is
gemaakt en/of is beschadigd,
ten gevolge waarvan levensgevaar voor één of meerdere zich aan boord van die
[naam schip 2] zich bevindende perso(o)n(en) is ontstaan,
immers heeft hij verdachte,
- geen, in elk geval onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of
veilig vaart mogelijk was en/of
- zich niet, in elk geval onvoldoende vergewist van alle schepen die zich
bevonden in de nabijheid van die [naam schip 1] en/of lagen binnen de door die
[naam schip 1] gevolgde koers en/of
- geen, in elk geval onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut
aanwezige en in werking zijnde radar en/of navigatiesysteem (Tresco) en/of AIS
en/of
- onvoldoende voorzieningen getroffen teneinde de (zogenoemde) dode hoek (voor
de boeg van die [naam schip 1] , waarvan hij wist dat deze ongeveer 200 meter
bedroeg) zoveel mogelijk te verkleinen en/of te beperken en/of
- gevaren met die (ongeladen/lege en derhalve hoog op het water liggende)
[naam schip 1] met de stuurhut in de middenstand en/of zonder in werking zijnde
camera (op de voorplecht van die [naam schip 1] ) en/of zonder uitkijk/wachtsman
op de boeg van die [naam schip 1] en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 20 kilometer per uur, in elk geval met een
hoge snelheid die [naam schip 2] (aan stuurboordzijde) opgelopen en/of genaderd
en/of
-bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] , geen, in elk geval
onvoldoende, afstand gehouden ten opzichte van die [naam schip 2] en/of
-bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] , niet, in elk geval
onvoldoende, de koers en/of de snelheid van die [naam schip 1] aangepast
teneinde een veilige afstand te behouden ten opzichte van die [naam schip 2] en/of
- niet, in elk geval onvoldoende uitgeweken voor die [naam schip 2] ;
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip [naam schip 1] tegen
die [naam schip 2] is aangevaren en/of gebotst,
ten gevolge waarvan die [naam schip 2] is gezonken, waarbij voor de zich op en/of in
die [naam schip 2] bevindende [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] levensgevaar is
ontstaan,
en het aldus aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is, dat genoemde [naam schip 2]
is gezonken en/of is verongelukt en/of vernield en/of onbruikbaar is gemaakt
en/of is beschadigd, waardoor levensgevaar is ontstaan voor genoemde [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] ,
zulks terwijl bovengenoemd feit is begaan in de uitoefening van zijn,
verdachtes, beroep;
2.
hij, op of omstreeks 26 mei 2018, te 's-Gravendeel, in de gemeente
Binnenmaas,thans gemeente Hoeksche Waard, als schipper van een groot schip, te
weten het motortankschip, genaamd " [naam schip 1] ",
met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer
openstaande vaarwater, te weten de Dordtsche Kil,
en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om,ook bij het
ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het
Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens
goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip
zich bevond waren geboden teneinde (met name) te voorkomen dat het leven van
personen in gevaar werd gebracht en/of schade werd veroorzaakt aan andere
schepen en/of de veiligheid en/of het vlotte verloop van de scheepvaart in
gevaar werd(en) gebracht,
immers heeft hij, verdachte,
- geen, in elk geval onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of
veilig vaart mogelijk was en/of
- zich niet, in elk geval onvoldoende vergewist van alle schepen die zich
bevonden in de nabijheid van die [naam schip 1] en/of lagen binnen de door die
[naam schip 1] gevolgde koers en/of
- geen, in elk geval onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut
aanwezige en in werking zijnde radar en/of navigatiesysteem (Tresco) en/of AIS
en/of
- onvoldoende voorzieningen getroffen teneinde de (zogenoemde) dode hoek (voor
de boeg van die [naam schip 1] , waarvan hij wist dat deze ongeveer 200 meter
bedroeg) zoveel mogelijk te verkleinen en/of te beperken en/of
- gevaren met die (ongeladen/lege en derhalve hoog op het water liggende)
[naam schip 1] met de stuurhut in de middenstand en/of zonder in werking zijnde
camera (die zich bevond op of nabij de voorplecht van die [naam schip 1] ) en/of
zonder uitkijk/wachtsman op de boeg van die [naam schip 1] en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 20 kilometer per uur, in elk geval met een
hoge snelheid die [naam schip 2] (aan stuurboordzijde) opgelopen en/of genaderd
en/of
-bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] geen, in elk geval
onvoldoende, afstand gehouden ten opzichte van die [naam schip 2] en/of
-bij het van achteren naderen van die [naam schip 2] niet, in elk geval
onvoldoende, de koers en/of de snelheid van die [naam schip 1] aangepast
teneinde een veilige afstand te behouden ten opzichte van die [naam schip 2] en/of
- niet, in elk geval onvoldoende uitgeweken voor die [naam schip 2]
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde schip [naam schip 1] tegen
die [naam schip 2] is aangevaren en/of gebotst, waardoor voor de zich op en/of in
die [naam schip 2] bevindende [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] levensgevaar is ontstaan;
de gebruikte termen zijn gebruikt in de zin van de Scheepvaartverkeerswet
en/of het Binnenvaartpolitiereglement.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 mei 2018, te 's-Gravendeel, in de gemeente
Binnenmaas,thans gemeente Hoeksche Waard, als schipper van een groot schip, te
weten het motortankschip, genaamd " [naam schip 1] ",met dat schip heeft gevaren
op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten de
Dordtsche Kil,
en tijdens dit varen
- ( in strijd met artikel 1.09 Binnenvaartpolitiereglement)
als degene die het sturen verrichtte niet in staat was alle in de stuurhut
binnenkomende of van daar uitgaande inlichtingen en/of aanwijzingen te
vernemen en/of te geven, aangezien er aan de voorzijde van die [naam schip 1]
(voor ongeveer minimaal 200 meter) geen vrij uitzicht mogelijk was en terwijl
dit kon worden gecompenseerd door een optisch hulpmiddel, te weten een (of
meer) camera('s), waarmee over een voldoende ruim gezichtsveld een helder
en/of onvertekend beeld kon worden verkregen en/of door een uitkijk, die
camera('s) niet heeft geactiveerd en/of die uitkijk niet aanwezig heeft doen
zijn
en/of
- ( in strijd met artikel 6.09 Binnenvaartpolitiereglement)
een ander schip, genaamd [naam schip 2] (gedeeltelijk) heeft voorbijgelopen, zonder
zich er (voldoende) van te vergewissen, dat dit zonder gevaar kon geschieden
en/of
- ( in strijd met artikel 6.10 Binnenvaartpolitiereglement)
die genoemde [naam schip 2] (gedeeltelijk) aan stuurboordzijde heeft voorbijgelopen,
terwijl daartoe onvoldoende ruimte was;
de gebruikte termen zijn gebruikt in de zin van de Scheepvaartverkeerswet
en/of het Binnenvaartpolitiereglement.