In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie van de minderjarige, die getuige is geweest van spanningen en geweld tussen de ouders. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar. De Raad heeft op 17 juli 2020 verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, en op 5 augustus 2020 om een voorlopige ondertoezichtstelling voor drie maanden. Tijdens de zitting op 12 augustus 2020 zijn de zorgen van de Raad besproken, waaronder het gedrag van de vader en de impact van een recent geweldsincident op de minderjarige.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de opvoedsituatie. Er zijn zorgen over de veiligheid van de minderjarige en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met ingang van 12 augustus 2020 tot 12 augustus 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de moeder heeft aangegeven open te staan voor de betrokkenheid van een jeugdbeschermer. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.