ECLI:NL:RBROT:2020:7355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/600641 / JE RK 20-2040 & C/10/601742 / JE RK 20-2221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over de opvoedsituatie en betrokkenheid van de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie van de minderjarige, die getuige is geweest van spanningen en geweld tussen de ouders. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar. De Raad heeft op 17 juli 2020 verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, en op 5 augustus 2020 om een voorlopige ondertoezichtstelling voor drie maanden. Tijdens de zitting op 12 augustus 2020 zijn de zorgen van de Raad besproken, waaronder het gedrag van de vader en de impact van een recent geweldsincident op de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de opvoedsituatie. Er zijn zorgen over de veiligheid van de minderjarige en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met ingang van 12 augustus 2020 tot 12 augustus 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de moeder heeft aangegeven open te staan voor de betrokkenheid van een jeugdbeschermer. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/600641 / JE RK 20-2040 & C/10/601742 / JE RK 20-2221
datum uitspraak: 12 augustus 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 augustus 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 12 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west
Zuid-Holland (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 5 augustus 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot
5 november 2020.

Het verzoek

Ten aanzien van zaaknummer C/10/600641
De Raad heeft op 17 juli 2020 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De standpuntenDe Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er zorgen bestaan over [voornaam minderjarige] en de situatie waarin hij opgroeit. Hij heeft last van de spanningen tussen de ouders. Er is al veel hulpverlening betrokken geweest. Gezien wordt dat het de moeder overstijgt, waardoor zij zichzelf terugtrekt en niet altijd bereikbaar is. Een andere zorg is het gedrag van de vader. Daarnaast heeft er recent een geweldsincident op het station in Dordrecht plaatsgevonden, waarbij de moeder betrokken was en waarvan [voornaam minderjarige] getuige is geweest. De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling, zodat een jeugdbeschermer met de moeder kan meekijken en zicht kan houden op [voornaam minderjarige] en zijn ontwikkeling. Gisteren heeft er een intake plaatsgevonden voor de inzet van ambulante spoedhulp (ASH).
De GI heeft de verzoeken van de Raad ondersteund en medegedeeld dat er inmiddels twee huisbezoeken hebben plaatsgevonden en dat ASH is gestart. Ook heeft er een veiligheidsoverleg plaatsgevonden. De vader van [voornaam minderjarige] is een grote zorg, waar de moeder onvoldoende invloed op heeft. Zij kan de vader niet sturen. De moeder moet leren hoe zij ervoor kan zorgen dat de situatie bij haar thuis voldoende veilig blijft voor [voornaam minderjarige] . Er is gekozen voor de inzet van ASH, waarbij ook duidelijke veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Indien er opnieuw een politiemelding binnenkomt over het gedrag van de vader , dan moet de moeder kiezen voor haar eigen veiligheid en die van [voornaam minderjarige] . De moeder woont bij de grootmoeder van moederszijde en zij wordt door haar ondersteund. De moeder heeft ook veel te leren. Bezien moet worden in hoeverre de moeder leerbaar is. Het is de GI tot op heden niet gelukt om in gesprek te gaan met de vader van [voornaam minderjarige] . De moeder staat open voor omgang tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader. De GI wil dit met de vader bespreken en vervolgens de omgang begeleiden en monitoren.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij zich wel zorgen maakt over [voornaam minderjarige] . De relatie tussen haar en de vader van [voornaam minderjarige] is beëindigd. Zij vindt het vervelend dat de vader van [voornaam minderjarige] regelmatig aan de deur komt. Zij ervaart hierdoor veel stress. De moeder staat open voor de betrokkenheid van een jeugdbeschermer, zodat zij de GI kan overtuigen dat [voornaam minderjarige] veilig is bij haar.
De beoordelingUit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn gelegen in de opvoedsituatie waarin [voornaam minderjarige] opgroeit. Hij is getuige geweest van verbaal en fysiek geweld vanuit de vader jegens de moeder. Hoewel de relatie tussen de ouders inmiddels is beëindigd, is er nog regelmatig sprake van spanningen tussen hen. De vader verschijnt bij de woning van de moeder, waardoor de moeder veel stress ervaart. Er bestaan op die momenten zorgen over de veiligheid [voornaam minderjarige] en de emotionele beschikbaarheid van de moeder voor [voornaam minderjarige] . De zorgen zijn recent in ernst toegenomen, nu er op 27 en 28 juli 2020 aanvullende zorgmeldingen zijn ontvangen vanuit Veilig Thuis omtrent het stalkingsgedrag van de vader alsmede over de betrokkenheid van de moeder bij een geweldsincident, in aanwezigheid van [voornaam minderjarige] . Gelet op voornoemde zorgen is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. Inmiddels is er gestart met ASH in de thuissituatie en zijn er veiligheidsafspraken gemaakt.
De kinderrechter acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling en de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] en om passende hulpverlening in te kunnen zetten. Positief is dat de moeder ter zitting heeft uitgesproken open te staan voor de betrokkenheid van de GI, om aan te tonen dat zij [voornaam minderjarige] een veilige opvoedsituatie kan bieden. Bezien moet worden of er mogelijkheden zijn om een vorm van omgang tot stand te brengen tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader. Hierbij dient het belang van [voornaam minderjarige] en zijn veiligheid voorop te staan.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 12 augustus 2020 tot 12 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.