Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De feiten
is sinds 18 augustus 2017 in dienst als ondersteunend begeleider intensieve begeleiding en laatstelijk werkzaam op locatie VIC Grundel 2 te Sliedrecht. Sinds februari 2019 is er op voornoemde locatie sprake van onrust en spanningen binnen het team en tussen collega’s onderling. Naast dat dit aan de orde is geweest tijdens teamvergaderingen heeft [verweeder] een aantal één op één gesprekken gevoerd met zijn
3..Het verzoek
4..Het verweer
5..De beoordeling
ofom die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:629a lid 7 BW, de betaling van het loon heeft gestaakt,
of(onderdeel b) de werkgever niet beschikt over een deskundigenverklaring van het UWV als bedoeld in artikel 7:629a BW, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Volgens vaste rechtspraak houden de onder a en b van artikel 7:671b lid 5 BW genoemde criteria cumulatieve vereisten in. Vast staat dat de loondoorbetaling van [verweeder] , nadat hij volgens ASVZ had geweigerd aan mediation deel te nemen, niet is gestopt. Daarmee is niet voldaan aan de eis dat vanwege het niet nakomen van re-integratieverplichtingen de betaling van het loon is gestaakt. Daar komt bij dat niet gebleken is dat ASVZ [verweeder] na diens gestelde weigering om aan mediation deel te nemen zoals vereist schriftelijk heeft aangemaand om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. De brieven van 15 en 31 januari 2020 waar ASVZ naar verwijst zijn niet te beschouwen als aanmaningen in de zin van artikel 7:671b lid 5 onder a BW, nu [verweeder] in die brieven niet expliciet wordt gemaand om zijn re-integratieverplichtingen na te komen. Dat brengt mee dat het verzoek niet toewijsbaar is op de e-grond.