ECLI:NL:RBROT:2020:755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
8152899 \ VZ VERZ 19-19904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst bij Vodafone wegens gedragingen werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Vodafone Libertel B.V. [verzoeker] was in dienst bij Vodafone en werd op 3 september 2019 op staande voet ontslagen. De redenen voor het ontslag waren onder andere het moedwillig beschadigen van zijn werktelefoon, het manipuleren van een voorraadtelling en het aanbieden van een pil die op een xtc-pil leek aan een collega. [verzoeker] betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om vernietiging van het ontslag en om doorbetaling van zijn salaris.

De kantonrechter oordeelde dat de redenen voor het ontslag op staande voet onvoldoende waren om dit ontslag rechtsgeldig te verklaren. De kantonrechter concludeerde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de incidenten niet zodanig ernstig waren dat van Vodafone redelijkerwijs niet meer gevergd kon worden dat de arbeidsovereenkomst voortduurde. Het ontslag werd daarom vernietigd, en [verzoeker] kreeg recht op zijn achterstallige loon en emolumenten vanaf de datum van ontslag tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigde.

Daarnaast deed Vodafone een tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van verwijtbaar handelen van [verzoeker], dit niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2020, en werd [verzoeker] een billijke vergoeding van € 2.500,00 bruto en een transitievergoeding van € 11.070,12 bruto toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8152899 \ VZ VERZ 19-19904
uitspraak: 28 januari 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker, verweerder in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. Shaaban,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vodafone Libertel B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. G.F. Collard.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Vodafone”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 223 Rv, met producties, ontvangen op 5 november 2019;
  • het verweerschrift, tevens houdende verzoekschrift ex artikel 7:671b BW, met producties;
  • het verweerschrift van [verzoeker] op het tegenverzoek van Vodafone, met producties;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door [verzoeker] overgelegde pleitaantekeningen;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door Vodafone overgelegde pleitnota.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 december 2019. [verzoeker] is verschenen bijgestaan door mr. M. Shaaban. Namens Vodafone zijn de heer [naam 1] (Clustermanager bij Vodafone) en mr. G.F. Collard verschenen.
De kantonrechter heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] ) is op 1 juli 2008 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Vodafone. [verzoeker] vervulde laatstelijk de functie van Assistent Shopmanager tegen een salaris van € 2.358,46 bruto per maand, exclusief 14,95% benefitbudget.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is de gedragscode van VodafoneZiggo van toepassing. In deze gedragscode is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Het niet naleven van deze gedragscode en/of de geldende wet- en regelgeving kan ernstige gevolgen voor ons bedrijf en de betrokken personen hebben. Tegen degenen die de gedragscode niet naleeft, kan VodafoneZiggo overeenkomstig de relevante regelingen disciplinaire maatregelen nemen. Bij ernstige zaken kan dit tot beëindiging van het dienstverband leiden.
(…)
DRUGS EN ALCOHOL
Het gebruik, de verkoop of de verspreiding van illegale stoffen wordt gezien als een uitermate ernstige zaak. Werken onder invloed van alcohol of drugs is niet toegestaan. Ook tolereert Vodafone Ziggo het bezit, de verkoop of de levering van drugs aan andere medewerkers niet.
(…)
VOORBEELDEN
We geven nu ter illustratie een aantal voorbeelden van onacceptabel gedrag, andere gevallen daarmee niet uitsluitend:
 (…)
 Het werken onder invloed van alcohol of drugs of het bezit, de verkoop of de levering van drugs aan andere medewerkers.
 Het stelen, vernietigen, beschadigen of misbruiken van bedrijfseigendommen of de eigendommen van andere medewerkers.
 (…)”
2.3.
Op 3 december 2018 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Vanaf de derde week van 2019 (14-20 januari 2019) is [verzoeker] gestart met re-integratiewerkzaamheden. Per 18 februari 2019 is [verzoeker] beter gemeld en heeft hij zijn werkzaamheden volledig hervat.
2.4.
Vodafone heeft [verzoeker] per 1 juli 2019 overgeplaatst van het Vodafonefiliaal te Ridderkerk naar Spijkenisse. De reden hiervoor was volgens Vodafone dat het functioneren van [verzoeker] achterbleef.
2.5.
Op 3 september 2019 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In haar brief van 3 september 2019 heeft Vodafone de redenen van het ontslag toegelicht. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Op 3 september 2019 hebt u een gesprek gehad met [naam 2] (Retail Audit & Security) en [naam 1] (Clustermanager). Dit gesprek is met uw toestemming opgenomen. Tijdens dit gesprek heeft u bekend dat u een Business Phone (telefoontoestel van de organisatie) moedwillig schade heeft toegebracht, met de bedoeling om een nieuw toestel te verkrijgen van de organisatie. Daarnaast heeft u bekend dat u een voorraadtelling in de winkel hebt gemanipuleerd en dat u harddrugs bij u hebt gehad in de winkel en dat u dit hebt aangeboden aan een collega. Het volgende is onder meer besproken.
Op 30 augustus 2019 zijn er drie meldingen gemaakt over incidenten waar u bij betrokken was. Er heeft intern onderzoek plaatsgevonden door de afdeling Retail Audit & Security, waarna wij op 3 september 2019 met u in gesprek zijn gegaan. Het eerste incident betreft het bij u dragen van harddrugs (xtc-pil), wat tijdens het omkleden in de backoffice van de winkel op de grond is gevallen en waar een collega getuige van was. U hebt de xtc-pil toen opgeraapt en uit een verklaring van een collega blijkt dat u heeft voorgesteld om de xtc-pil samen te delen. Het tweede incident betreft een voorraadtelling in de winkel, waarvan u tijdens het gesprek aangeeft dat u deze hebt gemanipuleerd, door onjuist uit te voeren en tevens niet af te maken. U hebt collega’s te kennen gegeven dat u daar een manier voor hebt gevonden, waardoor dit bij controles niet opvalt. Het derde incident betreft het moedwillig en doelbewust schade toebrengen aan uw Business Phone (telefoontoestel van de organisatie). Dit heeft u gedaan door in de backoffice van de winkel, uw Business Phone op de grond kapot te gooien, waarna u het toestel tevens onder water hebt gehouden. U heeft aan collega’s te kennen gegeven en tevens in het gesprek bekend, dat u dit heeft gedaan om op die wijze een nieuw toestel te kunnen verkrijgen. Nadat u het toestel ter reparatie hebt opgestuurd, bleek inderdaad dat het toestel onherstelbaar was beschadigd, waarna u een nieuw toestel hebt verkregen. Tijdens het gesprek heeft u bekend dat u zich aan de drie hierboven beschreven incidenten schuldig hebt gemaakt.
(…)
Voor VodafoneZiggo is uw handelen echter volstrekt onacceptabel en ongeoorloofd en tevens handelt u in strijd met de geldende Gedragscode van VodafoneZiggo.
(…)”

3.Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht Vodafone, voor de duur van de procedure, te veroordelen om:
a. aan [verzoeker] te voldoen het verschuldigde salaris per maand vermeerderd met alle
emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 3 september 2019 tot de dag dat de
dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
aan [verzoeker] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf 3 september 2019, waarin de betaling onder a zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000.- voor elke dag dat Vodafone, na 5 dagen na het wijzen van de beschikking, niet voldoet aan de beschikking;
aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het
aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
tot betaling van de wettelijke rente over de onder a, b, c en d genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening.
Met veroordeling van Vodafone in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de beschikking.
3.2.
[verzoeker] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van zijn loon. Vanaf 3 september 2019 heeft [verzoeker] geen loon meer ontvangen.

4.Het verzoek in de hoofdzaak

4.1.
[verzoeker] heeft het volgende verzocht (uitvoerbaar bij voorraad):
Primair:
I. de opzegging c.q het gegeven ontslag te vernietigen en Vodafone te veroordelen binnen 24 uur na betekening van de beschikking [verzoeker] toe te laten zijn werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat geen gehoor aan deze veroordeling wordt gegeven;
II. Vodafone te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] vanaf de datum van het ontslag tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% en wettelijke rente;
III. Vodafone te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een bruto-netto salarisspecificatie van de betaling van het achterstallig loon, binnen een maand na afgifte van de beschikking, op straffe van een dwangsom per specificatie van € 150,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat werkgever daarmee in gebreke blijft.
Subsidiair:
IV. Vodafone te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan [verzoeker] van € 65.000,00 bruto;
V. Vodafone te veroordelen aan [verzoeker] de transitievergoeding te voldoen;
VI. Vodafone te veroordelen aan [verzoeker] de gefixeerde schadevergoeding te voldoen gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij een regelmatige opzegging zou hebben voortgeduurd;
VII. om de bedragen genoemd onder IV, V en VI te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot en met het moment van algehele voldoening;
VIII. verval van de werking van een eventueel opgenomen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:653 BW lid 4 nu het eindigen/niet voortzetten van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van Vodafone;
IX. verval van de werking van het relatiebeding, zoals is opgenomen in de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:653 lid 4 BW nu het eindigen / het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van Vodafone.
Primair en subsidiair:
a. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
b. veroordeling van Vodafone in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de beschikking.
4.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoeken het volgende ten grondslag gelegd. Er is geen sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Het ontslag is niet onverwijld gegeven. De incidenten die tot het ontslag hebben geleid hebben in juli en begin augustus 2019 plaatsgevonden en [verzoeker] is al een week voor het gesprek op 3 september 2019 door de Clustermanager aangesproken over het beschadigde telefoontoestel en de voorraadtelling. Er is voorts geen sprake van dringende redenen voor ontslag. [verzoeker] heeft de voorraadtelling niet gemanipuleerd, hij heeft deze slechts gedeeltelijk uitgevoerd door tijdnood. Door onderbezetting, spanning op de werkvloer en werkdruk is [verzoeker] er niet aan toegekomen de volledige voorraadtelling te doen. De telefoon die [verzoeker] van Vodafone had gekregen was al kapot (scherm kapot en software problemen) en ter reparatie aangeboden voordat [verzoeker] deze had laten vallen. Toen [verzoeker] de telefoon ter reparatie had aangeboden, had deze al geen waarde meer. [verzoeker] heeft de telefoon niet onder de kraan gehouden. Ook het incident met de pil - waarvan [verzoeker] betwist dat het een xtc-pil is - is geen reden voor ontslag op staande voet. Het incident met de pil heeft na werktijd plaatsgevonden en was enkel ten overstaan van een collega. Bij wijze van grap had [verzoeker] aangegeven dat het om een xtc-pil ging die over was van een festival dat hij het weekend had bezocht. [verzoeker] heeft nooit de intentie gehad om drugs aan zijn collega aan te bieden. [verzoeker] is nog niet volledig hersteld van zijn lichamelijke en psychische klachten. Vodafone heeft daarmee onvoldoende rekening gehouden. Daarnaast heeft [verzoeker] tien jaar lang altijd goed gefunctioneerd en zijn de gevolgen voor het ontslag voor [verzoeker] groot. Vodafone heeft ook hier onvoldoende rekening mee gehouden.

5.Het verweer van Vodafone

5.1.
Vodafone heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
5.2.
[verzoeker] heeft zijn Business Phone op de grond gegooid en onder water gehouden met de bedoeling het toestel zodanig te beschadigen dat hij een nieuwe zou krijgen. Als wordt aangenomen dat het toestel al onbruikbaar was voor het incident, dan was er geen reden om het toestel verder te beschadigen. Volgens het beleid van Vodafone zou [verzoeker] in dat geval immers al een nieuw toestel ontvangen. [verzoeker] heeft zonder goede verklaring opzettelijk eigendom van Vodafone schade toegebracht. Dit levert een dringende reden op.
5.3.
[verzoeker] heeft de voorraadcontrole gemanipuleerd. Hij heeft de voorraad niet volledig uitgevoerd en aangevuld met verwachte aantallen. [verzoeker] heeft in het systeem gezet dat de telling correct is verricht, terwijl dit niet het geval is geweest. De stelling van [verzoeker] dat het druk was in de winkel en er sprake was van onderbezetting is voor zijn handelwijze geen rechtvaardiging. [verzoeker] had ook voor een deeltelling kunnen kiezen. Zijn handelen is in strijd met het bedrijfsbeleid van Vodafone, wat voor Vodafone tot aanzienlijke schade kan leiden. Hierdoor is een onherstelbare vertrouwensbreuk ontstaan, wat een dringende reden oplevert.
5.4.
[verzoeker] was onder werktijd in het bezit van een xtc-pil en heeft aan een collega gevraagd of hij deze wilde delen. [verzoeker] heeft door deze handelswijze een strafbaar feit gepleegd en het interne bedrijfsbeleid van Vodafone in ernstige mate overtreden, wat een dringende reden oplevert.
5.5.
[verzoeker] heeft het bedrijfsbeleid overtreden en zich aan een strafbaar feit schuldig gemaakt. Zowel in objectieve als in subjectieve zin is er sprake van dringende redenen die op zichzelf en in onderling samenhang bezien ontslag op staande voet rechtvaardigen. Daarbij speelt een rol dat [verzoeker] een voorbeeldfunctie heeft. [verzoeker] was niet meer ziek tijdens het ontslag en ook is onduidelijk welk verband er bestaat tussen zijn handelen en de gestelde arbeidsongeschiktheid. Van onderbezetting was geen sprake en [verzoeker] heeft ook diverse waarschuwingen gekregen in de afgelopen jaren. [verzoeker] is jong en kan in de branche relatief snel weer een nieuwe baan vinden. Het ontslag op staande voet is gerechtvaardigd.
5.6.
Het ontslag is onverwijld gegeven. Op vrijdag 30 augustus 2019 heeft de Regiomanager twee meldingen binnengekregen over grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] . Dit gedrag had betrekking op het stuk maken van de bedrijfstelefoon en op het niet goed afmaken van de productinventarisatie. De Regiomanager heeft dit toen kort met [verzoeker] besproken, omdat hij (de manager) die dag in Spijkenisse was. Op 30 augustus 2019 is ook een derde melding binnengekomen die op zaterdag 31 augustus 2019 per e-mail is bevestigd. Deze melding ging over het door [verzoeker] aanbieden van een xtc-pil aan een collega. Er is door Vodafone onderzoek gedaan naar deze meldingen en [verzoeker] is vervolgens op 3 september 2019 uitgenodigd voor een gesprek. Op die datum heeft het ontslag op staande voet plaatsgevonden.
6. Het tegenverzoek van Vodafone tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het verweer daartegen van [verweerder]
6.1.
Vodafone heeft, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3 sub e en g BW.
6.2.
Vodafone heeft hieraan primair ten grondslag gelegd dat [verweerder] met zijn handelwijze ernstig verwijtbaar ten opzichte van Vodafone heeft gehandeld (de e-grond). Subsidiair is volgens Vodafone sprake van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van Vodafone niet verlangd kan worden dat de arbeidsovereenkomst voortduurt (de g-grond). Herplaatsing ligt niet in de rede. Omdat volgens Vodafone sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] , kan [verweerder] geen aanspraak maken op de transitievergoeding en dient geen rekening te worden gehouden met de wettelijke opzegtermijn van drie maanden.
6.3.
[verweerder] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen. Subsidiair heeft [verweerder] verzocht om de transitievergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen. Dit laatste omdat, als er van een verstoring van de arbeidsrelatie sprake zou zijn, Vodafone daarvan dan een ernstig verwijt valt te maken.

7.De beoordeling

Het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening ex 223 Rv

7.1.
In deze beschikking zal een eindbeslissing worden gegeven in de hoofdzaak. Om deze reden heeft [verzoeker] bij een voorlopige voorziening (een voorziening voor de duur van de procedure) geen belang meer. De verzochte voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet
7.2.
[verzoeker] heeft primair verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. Ter zitting heeft hij bevestigd terug te willen keren in zijn bestaande functie.
7.3.
Vodafone heeft in haar ontslagbrief van 3 september 2019 drie redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd die volgens haar zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien voldoende zijn voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft niet betwist dat hij zijn werktelefoon heeft beschadigd, dat de voorraadtelling door hem niet volgens het beleid van Vodafone is gedaan en dat hij na afloop van het werk in de backoffice een pil aan een collega heeft voorgehouden met de mededeling, volgens [verzoeker] als grap, dat het een xtc-pil was. Volgens [verzoeker] zijn deze drie incidenten echter onvoldoende voor een geldig ontslag op staande voet.
7.4.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet er sprake zijn van een dringende reden. Dit is volgens artikel 7:678 lid 1 BW een zodanige daad, eigenschap of gedraging van een werknemer, waardoor van een werkgever redelijkerwijs niet meer gevergd kan worden dat die de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
7.5.
Wat het incident met de xtc-pil betreft staat niet vast dat het werkelijk om een xtc-pil ging, omdat dit door [verzoeker] wordt betwist en door Vodafone niet is aangetoond. Dat [verzoeker] een strafbaar feit heeft begaan kan daarom niet zonder meer worden vastgesteld. Ook als de stelling van Vodafone op dit punt wordt gevolgd, en ervan wordt uitgegaan dat [verzoeker] een (halve) xtc-pil aan een collega heeft aangeboden, is voldoende aannemelijk dat dit na werktijd is geweest aan het einde van de werkdag. [verzoeker] en de betreffende collega bevonden zich immers in een ruimte achter de winkel om zich om te kleden. Hierbij past de opmerking dat Vodafone niet heeft betwist dat werknemers zich eerst uitklokken en daarna pas omkleden. Omdat de gebeurtenis zich na werktijd heeft voorgedaan, is onvoldoende komen vast te staan dat [verzoeker] hiermee de gedragsregels (zie 2.2.) van Vodafone heeft overtreden. Hierbij speelt nog een rol dat [verzoeker] de pil niet werkelijk aan zijn collega heeft gegeven, volgens hem maakte hij nadat de pil op de grond was gevallen een grap. Hoewel Vodafone dit laatste heeft betwist, kan uit de door Vodafone overgelegde e-mail van de collega (productie 24) niet worden geconcludeerd dat er werkelijk sprake was van verspreiding van drugs. De kantonrechter komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het incident onvoldoende is om het ontslag op staande voet te dragen.
7.6.
Volgens Vodafone is ook een dringende reden dat [verzoeker] de voorraadtelling onjuist heeft uitgevoerd. [verzoeker] heeft erkend dat de voorraadtelling door hem niet volgens het beleid is gedaan, maar volgens hem lag een hoge werkdruk en zijn medische toestand hieraan ten grondslag. Of dit juist is kan in het midden blijven. Vodafone heeft ter zitting verklaard dat de door [verzoeker] uitgevoerde voorraadtelling voor haar geen geldelijk nadeel heeft opgeleverd en dat zij ook niet het vermoeden heeft dat [verzoeker] iets heeft willen verbergen of zaken uit de voorraad heeft weggenomen. Hoewel [verzoeker] uiteraard het beleid van Vodafone heeft te volgen, is de onregelmatigheid met de voorraadtelling op zich zelf ontoereikend om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Vodafone heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom na de geconstateerde onjuiste voorraadtelling van haar niet meer gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voortzet. Het enkele feit dat Vodafone wil dat haar beleid wordt nageleefd (zero tolerance) is hiertoe - zonder nadere onderbouwing - onvoldoende.
7.7.
[verzoeker] heeft voorts erkend dat hij zijn werktelefoon op de grond heeft gegooid. Hoewel dit verwerpelijk is, [verzoeker] daar uiteraard op kan worden aangesproken en hij voor eventuele schade verantwoordelijk kan worden gehouden, heeft Vodafone ook hier onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom na deze gebeurtenis van haar niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voort te zetten. Ter zitting is niet gebleken dat [verzoeker] zijn verantwoordelijkheden ontkend of waarschuwingen aan zich voorbij laat gaan. Ook heeft hij vele jaren zonder noemenswaardige problemen bij Vodafone respectievelijk haar rechtsvoorganger gewerkt. Vodafone heeft er geen blijk van gegeven dit te hebben meegewogen. De waarschuwingen uit 2012 en 2010 die Vodafone bij haar verweerschrift heeft gevoegd hebben geen betrekking op wat Vodafone thans aan [verzoeker] verwijt.
7.8.
Ook als de drie gebeurtenissen bij elkaar worden genomen is de kantonrechter van oordeel dat Vodafone onvoldoende heeft onderbouwd dat zij hierdoor redelijkerwijs de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet meer kon laten voortduren en dat er geen andere mogelijkheid was dan ontslag op staande voet. Het feit dat [verzoeker] assistent-manager was, een voorbeeldfunctie had, is niet zonder betekenis maar kan er niet toe leiden dat Vodafone [verzoeker] op staande voet mocht ontslaan.
7.9.
De conclusie is dat er geen dringende reden is, waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.
7.10.
[verzoeker] heeft nog betwist dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en dat ook daardoor het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven. Nu er geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, kan in het midden blijven of het ontslag al dan niet onverwijld is gegeven. Overigens is de kantonrechter er nog niet van overtuigd dat aan de eis van onverwijldheid is voldaan. Niet in geschil is immers dat de drie gebeurtenissen die Vodafone aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd in juli en begin augustus 2019 hebben plaatsgevonden. Volgens Vodafone was zij hier pas 30 augustus 2019 van op de hoogte. Uit de e-mails die Vodafone heeft overgelegd blijkt echter dat de kwesties met de telefoon en de voorraadtelling al eerder bij de heer [naam 3] (Manager van het filiaal te Spijkenisse) bekend waren. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de heer [naam 4] zijn leidinggevende pas na 3,5 week (tussen 9 en 31 augustus) heeft kunnen bereiken om hem te informeren over het xtc-incident. Zonder nadere informatie en eventuele bewijsvoering op dit punt kan de vraag over de onverwijldheid niet volledig worden beantwoord. Nu echter het ontslag op staande voet gelet op wat hiervoor is overwogen geen stand houdt, komt de kantonrechter aan beoordeling van deze vraag verder niet toe.
7.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat Vodafone de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag zal dan ook worden toegewezen. [verzoeker] heeft tevens verzocht dat Vodafone wordt veroordeeld om hem weer toe te laten tot het werk. Gelet echter op het ontbindingsverzoek van Vodafone, dat hierna zal worden behandeld, kan de kantonrechter dit verzoek niet toewijzen.
7.12.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon. De vordering van [verzoeker] tot loonbetaling vanaf 3 september 2019 zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter volgt Vodafone niet in haar stelling dat [verzoeker] zich niet beschikbaar heeft gehouden voor werk. Uit zijn bezwaar van 13 september 2019 tegen het ontslag op staande voet blijkt voldoende dat [verzoeker] zijn werkzaamheden bij Vodafone wilde hervatten, want hij heeft daarin immers verzocht om herstel van het dienstverband. Ook de verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal worden toegewezen, omdat Vodafone te laat heeft betaald, waarbij de kantonrechter aanleiding ziet de verhoging te beperken tot 20%.
7.13.
[verzoeker] heeft tevens verzocht Vodafone te veroordelen bruto-netto specificaties met betrekking tot het achterstallig loon te verstrekken. Vodafone heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat dit zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om hier een dwangsom aan te verbinden, omdat er geen aanwijzingen zijn dat Vodafone hier niet vrijwillig aan zal voldoen.
7.14.
[verzoeker] heeft gevorderd Vodafone te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is echter niet onderbouwd. Evenmin is gebleken welke buitengerechtelijke incassohandelingen zijn verricht. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
7.15.
De door [verzoeker] gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist en op grond van de wet worden toegewezen, zoals hierna bepaald.
7.16.
Vodafone, tot slot, zal als in belangrijke mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Het tegenverzoek van Vodafone
7.17.
Vodafone heeft voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW. Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, wordt aan dit verzoek van Vodafone toegekomen.
7.18.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
7.19.
Vodafone heeft primair aangevoerd dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] . Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Vodafone in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond op voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW (de e-grond). Daartoe wordt het volgende overwogen.
7.20.
Vodafone heeft aan haar ontbindingsverzoek dezelfde feiten ten grondslag als die zij naar voren heeft gebracht in haar verweer tegen de verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet. Hoewel kan worden vastgesteld dat [verweerder] verwijtbaar ten opzichte van Vodafone heeft gehandeld, onder meer door zich bij de voorraadtelling niet aan het beleid van Vodafone te houden en zijn telefoon kapot te laten vallen, is de kantonrechter van oordeel dat Vodafone onvoldoende heeft onderbouwd dat dit verwijtbaar handelen zodanig is dat van haar niet kan worden verlangd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Dit betekent dat aan de primaire grond niet is voldaan.
7.21.
Vodafone heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de arbeidsverhouding met [verweerder] is verstoord. [verweerder] heeft hiertegen geen uitdrukkelijk verweer gevoerd, maar uit zijn wens om weer aan de slag te gaan leidt de kantonrechter af dat [verweerder] meent dat de arbeidsovereenkomst niet (onherstelbaar) verstoord is. De kantonrechter is ter zitting echter gebleken dat de arbeidsverhouding door de gebeurtenissen die hiervoor zijn besproken, het naar aanleiding daarvan gegeven ontslag en deze procedure ernstig verstoord is geraakt. Vodafone heeft te kennen gegeven dat zij niet verder wil met [verweerder] en dat wat haar betreft haar gedragsregels en haar beleid strikt gehandhaafd moeten worden. [verweerder] ’s wens om terug te keren staat daar tegenover maar hij heeft onvoldoende uitgelegd hoe hij zich dat voorstelt tegen de achtergrond van de aan hem gerichte verwijten. Gelet hierop valt niet in te zien hoe herstel van de relatie kan worden bewerkstelligd.
7.22.
De kantonrechter zal gelet op het voorgaande het subsidiaire verzoek van Vodafone toewijzen, zodat de arbeidsovereenkomst tussen Vodafone en [verweerder] zal worden ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:671b lid 1 sub a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
7.23.
De kantonrechter ziet aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen, omdat het voldoende aannemelijk is dat het (ten onrechte) gegeven ontslag op staande voet bij de verstoring van de arbeidsrelatie een aanzienlijke rol heeft gespeeld. In dit verband wordt het volgende overwogen.
7.24.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat de arbeidsverhouding is verstoord, of het herstel daarvan is bemoeilijkt, door het door Vodafone gegeven ontslag op staande voet. Vodafone had ook voor een andere, minder verstrekkende arbeidsrechtelijke route kunnen kiezen. Door dit ontslag op staande voet en het handhaven daarvan heeft Vodafone aanzienlijk aan de verstoring van de relatie bijgedragen wat haar, in wettelijke termen, ernstig kan worden verweten. Een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW is volgens de wetsgeschiedenis ook ernstig verwijtbaar aan de kant van de werkgever.
7.25.
[verweerder] heeft een billijke vergoeding verzocht van € 65.000,- bruto. De kantonrechter acht deze vergoeding (veel) te hoog en onvoldoende onderbouwd. [verweerder] is jong en hij heeft niet weersproken dat er voor hem voldoende vacatures zijn in de retail voor de telecomsector. [verweerder] heeft weliswaar gesteld dat zijn psychische klachten zijn toegenomen en die er op korte termijn aan in de weg staan dat hij zich weer op de arbeidsmarkt beschikbaar kan stellen, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Ook is een factor van belang dat [verweerder] voor de gedragingen die Vodafone aan hem verwijt een eigen verantwoordelijkheid draagt. Wanneer de voorraadtelling in orde was geweest en hij zijn telefoon niet kapot had laten vallen, was (waarschijnlijk) de onderlinge relatie anders verlopen. Gelet op deze omstandigheden acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 2.500,00 bruto redelijk en billijk.
7.26.
[verweerder] heeft ook verzocht om Vodafone te veroordelen de transitievergoeding te betalen. Dit wordt toegewezen, omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van Vodafone wordt beëindigd en de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd (artikel 7:673 lid 1 (oud) BW). De kantonrechter volgt Vodafone niet in haar stelling dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Hiervoor is al overwogen dat het ontslag op staande voet en het handhaven daarvan in aanzienlijke mate aan de verstoring van de onderlinge relatie hebben bijgedragen en daarmee aan de beëindiging van het dienstverband. Ook is al overwogen dat dit de eigen verantwoordelijkheid van [verweerder] voor de aan hem verweten gedragingen niet wegneemt. Deze verwijten zijn echter niet zodanig dat [verweerder] daardoor zijn aanspraak op de transitievergoeding verspeelt. [verweerder] en Vodafone hebben geen berekening van de transitievergoeding overgelegd. De kantonrechter stelt deze daarom zelf vast op
€ 11.070,12 bruto. Daarbij is uitgegaan van een salaris van € 2.358,46 bruto per maand te vermeerderen met 14,95% benefitbudget.
7.27.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9 sub a BW ontbinden met ingang van 1 mei 2020. Dit is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 sub a BW zal de proceduretijd niet in mindering worden gebracht op de opzegtermijn van drie maanden.
7.28.
Omdat aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal Vodafone gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
7.29.
Vodafone zal als de in belangrijke mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.

8.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident ex artikel 223 Rv van [verzoeker]:
wijst het verzoek af;
in het verzoek van [verzoeker]:
vernietigt het ontslag op staande voet;
veroordeelt Vodafone tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallige loon, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 3 september 2019 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW tot een maximum van 20% en de wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Vodafone tot verstrekking aan [verzoeker] van de bruto-netto salarisspecificaties over het achterstallige loon;
veroordeelt Vodafone tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker] worden vastgesteld op € 81,- aan griffierecht en € 721,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte;
in het tegenverzoek van Vodafone:
bepaalt dat de termijn waarbinnen Vodafone haar verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met toezending van een kopie daarvan aan de gemachtigde van de wederpartij) zal lopen tot en met
vrijdag 14 februari 2020 om 16.00 uur.
Voor het geval Vodafone het verzoeknietbinnen die termijn intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2020;
veroordeelt Vodafone om aan [verweerder] een billijke vergoeding te betalen van € 2.500,00 bruto;
veroordeelt Vodafone om aan [verweerder] de transitievergoeding te betalen van € 11.070,12 bruto;
veroordeelt Vodafone tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [verweerder] worden vastgesteld op € 721,- aan salaris gemachtigde;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Voor het geval Vodafone het verzoekwelbinnen die termijn intrekt:
veroordeelt Vodafone tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [verweerder] worden vastgesteld op € 720,00 aan salaris gemachtigde.
De beschikking is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688