ECLI:NL:RBROT:2020:7556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
TUL: 10/661274-12 (bijz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel in een strafzaak

Op 9 juli 2020 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam een beslissing genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel dat eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 19 oktober 2019, gebaseerd op een rapport van Reclassering Nederland van 13 september 2019. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met bedreiging en geweld, en had een gevangenisstraf van 18 maanden gekregen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd was ingegaan op 11 januari 2013 en eindigde op 13 juli 2020, maar was gedurende een periode van ongeveer viereneenhalf jaar geschorst vanwege een andere maatregel.

Tijdens de behandeling van de vordering op 25 juni 2020, werd de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsvrouw. De officier van justitie vorderde de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, of in ieder geval voor verlenging van de proeftijd. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich onvoldoende had gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden en dat er geen aanleiding was om de vordering toe te wijzen. De rechtbank weegt mee dat het voorwaardelijk strafdeel al 7,5 jaar geleden was opgelegd en dat er een nieuw voorwaardelijk strafdeel in een andere strafzaak aanstaande was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, met de beslissing dat de veroordeelde niet opnieuw onderworpen zal worden aan de eerder opgelegde voorwaarden. De uitspraak werd gedaan door mr. J. van Dort, voorzitter, en mrs. W.M. Stolk en J.S. van den Berge, in aanwezigheid van griffier mr. A.K. van Zanten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer TUL: 10/661274-12 (bijz.)
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [postcode veroordeelde] te [woonplaats veroordeelde] .
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw R. Dijkstra, advocaat te Doorn.

1..Vordering

Op 19 oktober 2019 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel dat de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank bij vonnis van 27 december 2012 aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een rapport van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 13 september 2019.

2..Feiten

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 27 december 2012 met parketnummer 10/661274-12 is de verdachte ter zake van diefstal met bedreiging met geweld, bedreiging met zware mishandeling, diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld en diefstal in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 januari 2013 en eindigt op 13 juli 2020. De proeftijd is gedurende ongeveer viereneenhalf jaar geschorst geweest in verband met de executie van de in 2014 in een andere zaak opgelegde PIJ-maatregel.
Bij uitspraak van 11 januari 2018 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd.
Bij uitspraak van 4 juni 2019 is een eerdere vordering tot tenuitvoerlegging wegens het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden door de rechtbank afgewezen en zijn de bijzondere voorwaarden opnieuw gewijzigd.

3..Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 25 juni 2020.
De officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsvrouw, zijn gehoord.

4..Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel gevorderd.

5..Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, subsidiair dat de proeftijd dient te worden verlengd, meer subsidiair dat de vordering gedeeltelijk toegewezen wordt. Daartoe is aangevoerd dat het vonnis dateert van 7,5 jaar geleden en dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn om niet tot tenuitvoerlegging over te gaan.

6..Beoordeling vordering

Het rapport van de reclassering van 13 september 2019 houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene hield zich onvoldoende aan de meldplichtafspraken en de afspraken omtrent zijn dagbesteding, behandeling en woning. Daarnaast bleek hij onbereikbaar te zijn. De reclassering is van mening dat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Geadviseerd wordt om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De veroordeelde heeft een deel van de bij vonnis aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden, zoals deze bij uitspraak van 4 juni 2019 zijn komen te luiden, verwijtbaar niet nageleefd.
Uit het hierover door de reclassering opgemaakte rapport van 13 september 2019 blijkt dat hij zich onvoldoende heeft gehouden aan de meldplichtafspraken en de afspraken omtrent zijn dagbesteding, behandeling en woning. Hij was ook onbereikbaar voor de reclassering, zijn behandelaar en de woonbegeleiding.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel worden gelast. Gelet op het belang dat op korte termijn wordt gestart met het traject dat wordt opgezet in het kader van het voorwaardelijke opgelegde strafdeel in de strafzaak onder parketnummer 10/242794-19, zal die last niet worden gegeven. Daarbij is tevens in aanmerking genomen dat het voorwaardelijk strafdeel ongeveer zeven en een half jaar geleden is opgelegd. Nu in de strafzaak onder parketnummer 10/242794-19 sprake is van een nieuw voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, wordt ook geen aanleiding gezien voor verlenging van de proeftijd. De vordering wordt daarom afgewezen.

7..Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2020.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen.