ECLI:NL:RBROT:2020:7558

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/602262 / JE RK 20-2300
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige tot aan meerderjarigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 12 augustus 2020 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerk tot aan haar meerderjarigheid. De minderjarige is voorafgaand aan de zitting apart gehoord, evenals de vader en een vertegenwoordigster van de GI. De vader heeft zich niet verzet tegen het verzoek, maar heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige] zelf de keuze heeft gemaakt om uit huis te gaan. De minderjarige heeft verklaard niet meer terug naar huis te willen en heeft aangegeven dat er veel dingen zijn gebeurd thuis die haar hebben doen besluiten om bij een vriendin te verblijven.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de vader ernstig verstoord is, waardoor het niet langer mogelijk is dat zij bij de vader woont. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderbouwd met de feiten dat [voornaam minderjarige] sinds 14 juli 2020 bij een vriendin verblijft en dat zij aangemeld is voor een plek op een kamertrainingscentrum. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 4 december 2020, in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 27 augustus 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/602262 / JE RK 20-2300
datum uitspraak: 25 augustus 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2002 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op 13 augustus 2020.
Op 25 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
Bij beschikking van 11 maart 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 4 december 2020.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerk tot aan haar meerderjarigheid verzocht.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en geen verdere aanvulling gegeven.

Het standpunt van de vader

De vader heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek. [voornaam minderjarige] heeft zelf de keuze gemaakt om uit huis te gaan. Het ging goed thuis, maar [voornaam minderjarige] wil zich niet aan de afspraken houden en luistert niet naar haar vader. De vader kan [voornaam minderjarige] niet dwingen om het goed te maken met hem.

De mening van [voornaam minderjarige]

heeft aan de kinderrechter verteld dat zij niet meer terug naar huis wil. Er zijn veel dingen gebeurd thuis en ze wil geen contact meer met de vader. [voornaam minderjarige] is bereid om aangifte tegen de vader te doen indien hij haar niet met rust laat. [voornaam minderjarige] kan bij haar vriendin verblijven totdat er een andere geschikte plek voor haar gevonden is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de vader dusdanig verstoord is dat zij niet langer bij de vader kan wonen. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven geen contact meer te willen met de vader. [voornaam minderjarige] verblijft daarom sinds 14 juli 2020 bij een vriendin. [voornaam minderjarige] kan hier blijven wonen tot aan haar meerderjarigheid. Gelet op de verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige] en de vader is de kinderrechter van oordeel dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij haar vriendin gecontinueerd moet worden in afwachting van een geschikte woonvorm waar [voornaam minderjarige] kan werken aan haar zelfstandigheid. [voornaam minderjarige] staat aangemeld voor een plek op het kamertrainingscentrum van Prokino. Bekeken moet worden of er bij [voornaam minderjarige] en haar vader in de toekomst ruimte ontstaat om toe te werken naar contactherstel, nu de wijze waarop zij uit elkaar zijn gegaan behoorlijke sporen kan nalaten.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] daarom verlenen tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 4 december 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerk, met ingang van 25 augustus 2020 tot 4 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.