In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie niet kon worden gewaarborgd. De ouders hebben momenteel één keer per week omgang met de kinderen, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie, vooral gezien de betrokkenheid van de moeder bij een strafrechtelijk onderzoek naar de dood van een andere zoon.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit huis zijn geplaatst vanwege de onveilige situatie bij de ouders. [voornaam minderjarige 1] verblijft bij het ASVZ in Sliedrecht en heeft baat bij de structuur die daar geboden wordt, terwijl [voornaam minderjarige 2] in een crisispleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging verlengd tot respectievelijk 20 november 2020 en 4 maart 2021.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 27 augustus 2020.