ECLI:NL:RBROT:2020:7616

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
ROT 20/4067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning gaswinning Rotterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor gaswinning. De verzoeker, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen de continuering van gaswinning ter plaatse, maar niet tegen de specifieke omgevingsvergunning voor de boring. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bezwaren van verzoeker niet kunnen leiden tot vernietiging of schorsing van de omgevingsvergunning, omdat de continuering van gaswinning niet onder het relevante toetsingskader van de omgevingsvergunning valt. Dit valt onder de instemmingsprocedure voor het winningsplan, dat al eerder is goedgekeurd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een boorgat op een bestaande mijnlocatie, zonder dat de bestaande installatie wordt aangepast. De verzoeker heeft zich beklaagd over mogelijke seismische risico's en de impact op de energietransitie, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze aspecten niet relevant zijn voor de beoordeling van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de zienswijze van de wethouder als een zienswijze van het college kan worden aangemerkt, waardoor de procedurele bezwaren van verzoeker niet opgaan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4067
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 augustus 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verzoeker,

gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman,
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder,

gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM), te Assen, vergunninghoudster,
gemachtigden: mrs. R. Olivier en J.A.M.A. Sluysmans.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van de inrichting Pernis West 1 te Rotterdam.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep (zaaknummer 20/4066) ingesteld. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2020. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E.T. van Hemert en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] . Namens vergunninghoudster zijn de gemachtigden verschenen, vergezeld door [naam 4] en mr. A.Th. Meijer.

Overwegingen

1. De inrichting van vergunninghoudster is gelegen in het gebied van de winningsvergunning Rijswijk aan de Propaanweg in de gemeente Rotterdam, op het perceel kadastraal ingedeeld, gemeente Pernis, sectie A, nummer 1007. De inrichting is bestemd voor het produceren van aardgas en aardolie, afvoeren van onbehandeld aardgas, behandelen en afvoeren van de geproduceerde aardolie en injecteren in de diepe ondergrond van meegeproduceerd productiewater.
2. Verweerder heeft op 2 december 2003 en 5 augustus 2010 ingestemd met een (gewijzigd) winningsplan voor onder meer het gasveld Pernis. Deze instemmingsbesluiten zijn onherroepelijk. Op 23 mei 2018 heeft vergunninghoudster, mede naar aanleiding van de wijziging van de Mijnbouwwet per 1 januari 2017, om wijziging van het instemmingsbesluit verzocht. Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft de Minister ingestemd met het nieuwe winningsplan voor de gasvelden Pernis en Pernis West en daarmee met het verzoek tot verlenging van de productieperiode. Verzoeker heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Het besluit is inmiddels onherroepelijk.
3. De aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van de bestaande gas- en productieput op deze inrichting om de productie vanuit hetzelfde gas- en oliereservoir te verbeteren. Dit gebeurt door het aanleggen van een boorgat op een bestaande mijnlocatie met een mobiele installatie. Bij het boren zal er gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande put. De bestaande bovengrondse installatie wordt niet aangepast en de vergunde productiecapaciteit wijzigt niet. Deze aanvraag betreft uitsluitend het uitvoeren van de genoemde sidetrack in put PRW-6.
4. Verweerder heeft de aanvraag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), getoetst aan het belang van de bescherming van het milieu, voor zover dat door de aangevraagde activiteit geraakt kan worden en komt in het bestreden besluit tot de conclusie dat de omgevingsvergunning kan worden verleend.
5. Verzoeker kan zich niet verenigen met het bestreden besluit vanwege de kans op seismische trillingen en de kans op schade als gevolg van het uitvoering geven aan de verleende omgevingsvergunning. Verzoeker stelt voorts dat de continuering van de gaswinning onder Pernis niet verenigbaar is met de gemeentelijke ambities op het gebied van de energietransitie waaronder geothermie.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning toeziet op het aanleggen van een boorgat. Het boren/aanleggen van een boorgat zelf leidt niet tot seismische risico’s. Bodemtrillingen en seismische risico’s als gevolg van de winning van gas en olie zijn reeds beoordeeld in het onherroepelijke besluit tot instemming met het winningsplan en maken geen onderdeel uit van het toetsingskader het bestreden besluit. Ook energietransitie is als zodanig geen belang dat in het kader van het bestreden besluit wordt afgewogen.
7. Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan de door de wethouder (portefeuillehouder) ondertekende zienswijze van 16 juni 2020 over de ontwerp omgevingsvergunning aangemerkt worden als een zienswijze van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Hiertoe acht de voorzieningenrechter van belang dat de wethouder de zienswijze op briefpapier van het college van burgemeester en wethouders heeft ingediend en in de zienswijze staat dat de gemeente Rotterdam de zienswijze indient. Artikel 6:13 van de Awb kan dan ook niet aan verzoeker tegengeworpen worden.
9. De voorzieningenrechter stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de bezwaren van verzoeker zien op de (continuering van) gaswinning ter plaatse als zodanig en niet op de in geding zijnde (omgevingsvergunning voor de) boring. Nu de (continuering van) gaswinning geen onderdeel uitmaakt van het voor het bestreden besluit (in artikel 2.14 van de Wabo opgenomen) relevante toetsingskader, maar thuishoort in de instemmingsprocedure voor het (gewijzigd) winningsplan, kan hetgeen is aangevoerd naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit noch tot schorsing daarvan. De stelling van verzoeker dat de gestelde vragen omtrent de seismische risico’s voor de omgeving niet door verweerder bij het besluit tot instemming met het (gewijzigd) winningsplan in 2019 zijn beantwoord kan, wat hier ook van zij, hieraan niet afdoen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Baan-de Vries, griffier. De uitspraak is gedaan op 28 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.