ECLI:NL:RBROT:2020:7712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
8386249 CV EXPL 20-8375
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie door zorgverzekeraar na vertrek van verzekeringnemer naar het buitenland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van Zilveren Kruis tot betaling van achterstallige zorgpremies door de gedaagde, die naar het buitenland was vertrokken. De gedaagde had een bijstandsuitkering die was ingetrokken, maar de zorgverzekering liep nog enkele maanden door. Zilveren Kruis vorderde een totaalbedrag van € 1.183,42, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten.

De procedure begon met een dagvaarding van 17 februari 2020, gevolgd door een schriftelijk antwoord van de gedaagde en een conclusie van repliek van Zilveren Kruis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekering was afgesloten en dat de gedaagde verplicht was om de premie te betalen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij haar vertrek uit Nederland goed had geregeld, maar de kantonrechter oordeelde dat de zorgverzekering niet automatisch was beëindigd door haar vertrek.

De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde in de periode waarvoor de premie werd gevorderd verzekerd was en dat zij het verschuldigde bedrag moest betalen. De vordering van Zilveren Kruis werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaal van € 844,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8386249 CV EXPL 20-8375
uitspraak: 28 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 februari 2020,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Zilveren Kruis” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met productie;
 het schriftelijke antwoord van [gedaagde] , met producties;
 de conclusie van repliek, met producties;
 de mondelinge reactie van [gedaagde] .
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Zilveren Kruis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer is een basisverzekering dan wel aanvullende verzekering tot stand gekomen.
2.2
Uit hoofde van deze zorgverzekering was [gedaagde] bij maandelijkse vooruitbetaling een premie verschuldigd.
2.3
Bij brief van 13 mei 2019 heeft Zilveren Kruis aan [gedaagde] medegedeeld dat zij de premie voor de maanden september, november en december 2011 en januari tot en met maart 2012 niet heeft voldaan en in totaal een bedrag van € 859,00 aan Zilveren Kruis is verschuldigd.

3. Het geschil

3.1
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.183,42 (bestaande uit € 859,00 aan hoofdsom, € 168,51 aan verschenen rente berekend tot 12 februari 2020 en € 155,91 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 859,00 vanaf 12 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft nagelaten een aantal verzekeringspremies maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen. De gemachtigde van Zilveren Kruis heeft [gedaagde] meermaals aangemaand, onder meer bij brieven van 9 november 2018 en 16 januari 2020 (productie 2 bij de conclusie van repliek), maar dit heeft niet geleid tot betaling. [gedaagde] was daarom van rechtswege in verzuim en is vanaf de verzuimdatum wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW verschuldigd. Zilveren Kruis heeft [gedaagde] op 13 mei 2019 een zogeheten veertiendagenbrief gezonden. Deze brief heeft niet tot betaling geleid, wat meebrengt dat [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Op 10 oktober 2011 is [gedaagde] teruggekeerd naar Aruba. Zij dacht dat zij haar vertrek uit Nederland zo goed mogelijk had geregeld en alles op tijd heeft opgezegd en afgesloten. [gedaagde] had in die tijd een Bijstandsuitkering en haar zorgpremie werd door de gemeente direct aan Zilveren Kruis betaald. Sinds 2016 woont [gedaagde] weer in Nederland en de vordering verbaast haar. Het is niet logisch dat zij wel haar premie voor oktober 2011 heeft betaald, maar niet die voor september 2011, terwijl zij in oktober 2011 is vertrokken.
3.4
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
De Wet langdurige zorg (Wlz) bepaalt in artikel 2.1.1 dat iedere ingezetene van Nederland verzekerd is overeenkomstig de bepalingen van deze wet.
4.2.
Artikel 2 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) bepaalt dat degene die ingevolge de Wlz en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 Zvw bedoelde risico (kort gezegd: de kosten van geneeskundige zorg).
4.3
[gedaagde] was, blijkens het door Zilveren Kruis overgelegde overzicht van haar adreshistorie (productie 3 bij de conclusie van repliek), tot 24 juli 2012 ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) op het adres [adres] te Rotterdam. Daarmee was zij ingezetene van Nederland, zodat de hiervoor genoemde verplichting in beginsel voor haar gold. [gedaagde] heeft ten aanzien van het overzicht van haar adreshistorie gesteld dat het niet relevant is. Die stelling volgt de kantonrechter, gelet op artikel 2.1.1 Wlz, niet.
4.4
Zilveren Kruis stelt zich terecht op het standpunt dat de omstandigheid dat de bijstandsuitkering van [gedaagde] bij besluit van 4 november 2011 met terugwerkende kracht tot 7 oktober 2011 is ingetrokken, niet betekent dat de zorgverzekeringsovereenkomst automatisch is opgezegd. De omstandigheid dat [gedaagde] dacht dat zij haar uitschrijving uit de BRP vanuit Aruba kon regelen, maar dat dit niet is gelukt, is een omstandigheid die naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening en risico komt. Aan de stelling van [gedaagde] dat zij (feitelijk) al op 10 oktober 2011 naar het buitenland is vertrokken, komt daarom geen doorslaggevende betekenis toe.
4.5
Gelet op het voorgaande staat vast dat [gedaagde] in de periode waarover Zilveren Kruis premie vordert bij haar verzekerd was. Dat brengt mee dat [gedaagde] gehouden is het bedrag van de hoofdsom, waarvan zij de hoogte niet heeft betwist, te betalen. Dat bedrag is dus toewijsbaar.
4.6
De over deze hoofdsom gevorderde wettelijke rente in zin van artikel 6:119 BW is, als op de wet gegrond en door [gedaagde] ook niet afzonderlijk betwist, eveneens toewijsbaar.
4.7
Zilveren Kruis maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 155,91.
4.8
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis worden vastgesteld op € 604,09 aan verschotten (€ 105,09 aan dagvaardingskosten en € 499,00 aan griffierecht) en € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde van Zilveren Kruis (2 punten à € 120,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen € 1.183,42 vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 859,00 vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 604,09 aan verschotten en € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478