In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J. de Bruin, en gedaagde, Aspenal B.V., vertegenwoordigd door mr. F.S.P. Wagemakers. Eiser vorderde betaling van zijn salaris, dat volgens hem ten onrechte was stopgezet door Aspenal. Eiser was in dienst bij Aspenal en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na een ongeval op het werk raakte hij arbeidsongeschikt. Aspenal stopte de loonbetaling per 28 augustus 2017, omdat de bedrijfsarts had geoordeeld dat eiser weer volledig arbeidsgeschikt was. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat hij recht had op 100% doorbetaling van zijn salaris op basis van de cao.
De kantonrechter oordeelde dat Aspenal terecht de loonstop had toegepast, omdat eiser geen deskundigenoordeel bij het UWV had aangevraagd, wat volgens de wet vereist was. De rechter concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat het aanvragen van een deskundigenoordeel onmogelijk was. Hierdoor werd de loonstop als rechtsgeldig beschouwd. Wat betreft de periode van 22 juni 2017 tot 28 augustus 2017, erkende Aspenal dat eiser recht had op 100% doorbetaling, maar voerde aan dat er een verrekening had plaatsgevonden van te veel betaald loon. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat de financiële afrekening van Aspenal onjuist was.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het aanvragen van een deskundigenoordeel in arbeidszaken en de noodzaak voor partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen.