In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) op 3 augustus 2020. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn betrokken bij deze procedure, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat mr. R.T. Laigsingh. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij een tolk in de Poolse taal aanwezig was, aangezien de moeder de Nederlandse taal niet machtig is.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige spanningen zijn tussen de ouders, die hebben geleid tot fysiek geweld in aanwezigheid van [voornaam minderjarige]. De ouders hebben een veiligheidsplan opgesteld, maar de situatie is onveilig voor het kind. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, in dit geval de tante aan vaderszijde, voor een periode van zes maanden. De ouders hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij de moeder stelde dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] nooit in gevaar is geweest en dat een uithuisplaatsing schadelijk zou zijn voor de hechtingsband.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat, gezien de omstandigheden en de kwetsbaarheid van [voornaam minderjarige], een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De ouders zijn momenteel niet in staat om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor de ouders om aan hun persoonlijke problemen te werken en hulp te zoeken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 augustus 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.