In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 augustus 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling, omdat de moeder niet in staat is om [voornaam minderjarige] adequaat op te voeden en te begrenzen. De minderjarige, geboren in 2003, woont bij de moeder en heeft gedragsproblematiek vertoond, waaronder zelfbepalend gedrag en het niet naar school gaan. De moeder heeft aangegeven hulp nodig te hebben, maar is wisselvallig in het accepteren van hulpverlening.
Tijdens de zitting op 1 september 2020, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de moeder als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 1 september 2020 tot 7 februari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat de tijd dringt, aangezien [voornaam minderjarige] binnenkort achttien jaar wordt. Er moet gekeken worden naar de gevolgen van zijn eerdere achterlating in Somalië en naar mogelijkheden voor onderwijs. De beslissing is genomen met inachtneming van het wettelijke criterium uit het Burgerlijk Wetboek, en de betrokkenen zijn ter zitting gehoord. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.