ECLI:NL:RBROT:2020:7823
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in Wob-zaak met anonimiteit verzoekster
Op 4 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen in een zaak waarbij verzoekster, een producent van geneesmiddelen, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek was gericht tegen de openbaarmaking van bepaalde documenten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekster was van mening dat bekendmaking van haar identiteit zou leiden tot een gedeeltelijke toewijzing van het Wob-verzoek, zonder dat dit aan een rechterlijke toets was onderworpen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat verzoekster anoniem mag procederen, omdat de identiteit van verzoekster onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt en bekendmaking daarvan het geschil zou beïnvloeden.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 juli 2020, waarin informatie over de hoeveelheid NDMA in metingen van ranitidine gedeeltelijk openbaar werd gemaakt. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de identiteit van verzoekster gerechtvaardigd is, en dat de Wob-verzoeker en andere belanghebbenden voorlopig geen informatie over haar identiteit zullen ontvangen. De rechtbank heeft ook besloten dat alleen een 'geschoonde' versie van het verzoekschrift en het bezwaarschrift aan de Wob-verzoeker en andere belanghebbenden zal worden verstrekt, om de inhoudelijke behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening te waarborgen.
De rechter-commissaris heeft verder geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van de processtukken, met uitzondering van productie 4, niet gerechtvaardigd is. De beslissing is genomen door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter-commissaris, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.