ECLI:NL:RBROT:2020:7870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
C/10/587749 / FA RK 19-10729
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie in een echtscheidingszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 23 juli 2020, wordt een beslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [voornaam minderjarige 2], de zorgregeling tussen de ouders en de kinderalimentatie. De vader, die samen met de moeder het ouderlijk gezag heeft, verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bij hem te bepalen. De rechtbank oordeelt dat dit in het belang van het kind is, omdat de vader al een significante rol speelt in de zorg voor de kinderen. De moeder is het hier niet mee eens en stelt dat de vader extra financiële voordelen wil behalen door de inschrijving van [voornaam minderjarige 2] bij hem. De rechtbank overweegt dat de huidige zorgregeling sinds 2017 is gewijzigd en dat de vader bereid is om de kosten van de kinderen te delen, wat bijdraagt aan een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden.

Daarnaast wordt de zorgregeling aangepast, waarbij de rechtbank de nieuwe afspraken tussen de ouders vastlegt. De vader vraagt ook om wijziging van de kinderalimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 100,- per maand. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waardoor de vader geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe, maar stelt dat de wijziging van de alimentatie pas ingaat op de datum van de beschikking. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/587749 / FA RK 19-10729
Beschikking van 23 juli 2020 over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie
in de zaak van:
[naam vader], de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
en
[naam bewindvoerder] h.o.d.n. [naam financiële zorgverleningsbedrijf]in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de vader,
kantoorhoudende te Dordrecht,
advocaat mr. E.J. van Pelt te Zwijndrecht,
t e g e n
[naam moeder], de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. L. Yilgör te Dordrecht.

1..De rechtszaak

1.1.
Het verloop van de rechtszaak blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vader, ingekomen op 12 december 2019;
  • het verweerschrift met bijlagen van de moeder, ingekomen op 5 februari 2020;
  • de brief met bijlagen van de vader van 10 maart 2020;
  • de brief met bijlagen van de moeder van 13 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak (de zitting) was op 2 juli 2020. Daar waren bij:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

2..De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn op 21 februari 2012 in Dordrecht met elkaar getrouwd. Op 17 december 2014 zijn ze officieel gescheiden. Toen is de echtscheidingsbeschikking van 14 oktober 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De vader en de moeder zijn de ouders van de twee minderjarige kinderen:
[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 1] ;
[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 2] .
2.3.
De vader en de moeder hebben allebei het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking staat dat de vader en de moeder het eens zijn geworden over de kinderalimentatie. Zij hebben samen afgesproken dat de vader vanaf 1 oktober 2014 tot 1 januari 2015 een kinderalimentatie zou betalen van in totaal € 50,- per maand. Vanaf 1 januari 2015 zou hij een kinderalimentatie van in totaal € 100,- per maand betalen. Deze bedragen heeft de rechtbank opgenomen in de beslissing.
Ook is het ouderschapsplan in de beschikking opgenomen. Daarin hebben de ouders een zorgregeling afgesproken. In de zorgregeling staat dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] 1 keer in de twee weken een weekend, soms op doordeweekse dagen en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zijn.

3..De verzoeken van de vader en de redenen voor de beslissing

3.1.
Hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2]
3.1.1.
De vader wil dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bij hem wordt bepaald. Hij zorgt de helft van de tijd voor [voornaam minderjarige 2] en de helft van de tijd voor [voornaam minderjarige 1] . Hij vindt dat hij nu niet erkend wordt in zijn rol als vader omdat geen van beide kinderen bij hem staat ingeschreven. Daarom heeft hij nu geen recht op financiële tegemoetkomingen. Hij kan zich bij de kleding- en voedselbank ook niet aanmelden als ‘alleenstaande ouder’.
3.1.2.
De moeder is het hier niet mee eens. Zij zegt dat de vader extra geld wil terwijl zij nu alle extra kosten van beide kinderen betaalt. Het gaat dan om kleding, schoenen, medicijnen, de tandarts, schoolreisjes en de eigen bijdrage voor de school. Verder heeft [voornaam minderjarige 1] vanwege zijn diagnose meer zorg nodig en is de vader goedkoper uit als [voornaam minderjarige 2] bij hem wordt ingeschreven en hij alleen haar kosten hoeft te betalen. De moeder heeft tijdens de zitting nog aangegeven dat ze bang is dat de post niet goed wordt afgehandeld als [voornaam minderjarige 2] bij de vader wordt ingeschreven.
3.1.3.
In de wet (namelijk in artikel 1:253a BW) staat dat ouders die samen het ouderlijk gezag hebben een beslissing van de rechtbank kunnen vragen over onderwerpen waar ze het niet eens kunnen worden. Dat kan dus ook als ouders het niet eens worden over de hoofdverblijfplaats van kun kinderen. De rechtbank neemt een beslissing die in het belang van het kind is. Daarbij moeten alle omstandigheden worden meegenomen.
3.1.4.
De rechtbank vindt het in het belang van [voornaam minderjarige 2] dat zij haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. Voor de kinderen verandert er dan verder namelijk niets. Zij zullen nog steeds de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijven en tijdens de weekenden en vakanties samen bij de ene of de andere ouder. De vader krijgt alleen wel meer geld zodat hij goed voor de kinderen kan zorgen als ze bij hem zijn. Ook wordt de vader erkend in zijn rol als bijna fulltime ouder.
De moeder heeft verteld dat zij nu alle extra kosten voor de kinderen voldoet. Daar is met de ouders tijdens de mondelinge behandeling over gesproken. Het ging vooral om de vraag of de kosten van [voornaam minderjarige 1] hoger zijn dan de kosten van [voornaam minderjarige 2] . De moeder heeft aangegeven dat dat op dit moment niet zo is. Om discussies hierover te vermijden heeft de vader toegezegd dat hij bereid is om de helft van de kosten van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] te betalen. Zo is het eerlijk tussen de ouders verdeeld.
De rechtbank vindt dat er geen reden is om bang te zijn dat de post van [voornaam minderjarige 2] niet goed wordt afgehandeld door de vader. De vader heeft om die reden een bewindvoerder en daar komt alle post binnen. Verder wordt de binnengekomen post ook besproken met de begeleiders van de vader.
Daarom zal de rechtbank bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bij de vader zal zijn.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De vader en de moeder waren het in het ouderschapsplan bij de echtscheiding eens geworden over de zorgregeling (dat is de regeling wie wanneer voor de kinderen zorgt). De vader wil die zorgregeling nu wijzigen, omdat de ouders al sinds 2017 een andere zorgregeling hebben. Hij wil dat de rechtbank die nieuwe zorgregeling vaststelt in deze beschikking.
3.2.2.
De moeder is het daar niet mee eens. Zij zegt dat de vader en de moeder wel een andere zorgregeling hebben afgesproken maar dat het de bedoeling was dat dit tijdelijk zou zijn. De vader zou tijdelijk meer voor de kinderen gaan zorgen omdat de moeder te druk was met haar opleiding en stage. De moeder heeft ook spijt van de nieuwe afspraken.
3.2.3.
De rechtbank kan op grond van de wet (namelijk artikel 1:253a samen met artikel 1:377e BW) een beslissing nemen over het wijzigen van een zorgregeling die ouders eerder hebben afgesproken. Dat kan alleen als de omstandigheden zijn gewijzigd of als bij het nemen van de vorige beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.2.4.
De rechtbank ziet dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De situatie is nu anders dan toen de ouders een zorgregeling hebben afgesproken. In 2017 hebben de ouders er namelijk samen voor gekozen om de zorg voor de kinderen gelijk te verdelen. Vanaf dat moment gaan de kinderen ook vaker naar de vader. De rechtbank kan de zorgregeling dus wijzigen.
3.2.5.
De nieuwe zorgregeling loopt sinds 2017. De vader en de moeder krijgen daarbij allebei ondersteuning van verschillende hulpverleningsinstanties. Dit wordt door vader ook wel ‘de club’ genoemd. Mede dankzij de club verloopt de zorgregeling goed. De vader en de moeder komen eens per twee maanden samen met de club om te praten over de zorgen die zij hebben over de kinderen. Hierdoor kunnen de ouders alles goed met elkaar bespreken. Daarom vindt de rechtbank het een goed idee als de nieuwe zorgregeling wordt vastgelegd in deze beschikking.
De vader heeft ook gevraagd om de vakantieregeling vast te stellen, maar omdat die vakantieregeling gelijk blijft aan wat de ouders hebben afgesproken in het ouderschapsplan, zal de rechtbank dat verzoek afwijzen.
3.3.
Kinderalimentatie
3.3.1.
De vader verzoekt nog een wijziging van de beschikking van 14 oktober 2014. Hij wil dat de kinderalimentatie met ingang van 1 oktober 2014 op € 0,- per maand per kind wordt gesteld.
3.3.2.
De moeder is het hier niet mee eens. Zij heeft de kinderalimentatie nodig om rond te komen. Verder is bij haar uitkering rekening gehouden met alimentatie en daarom heeft ze een lagere uitkering gehad.
3.3.3.
In de wet (namelijk in artikel 1:401 lid 1 BW) staat dat een rechterlijke uitspraak of overeenkomst over de kinderalimentatie kan worden gewijzigd als zij niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Dat kan alleen als er een wijziging van omstandigheden is. De Hoge Raad heeft bepaald dat, als er bewust is afgeweken van de wettelijke maatstaven toen de afspraak tussen de ouders werd gemaakt, artikel 1:401 lid 1 BW ook van toepassing is. In dat geval geldt wel dat de overeenkomst alleen gewijzigd mag worden als er een wijziging van omstandigheden is die maakt dat de vader, in het licht van alle omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
Als dat het geval is, moet er een volledige herbeoordeling plaatsvinden aan de hand van de omstandigheden op dit moment.
3.3.4.
De rechtbank vindt dat er een wijziging van omstandigheden is. De vader is meer voor de kinderen gaan zorgen en daarom heeft hij hogere kosten voor eten en kleding. Deze wijziging maakt dat instandhouding van de overeenkomst niet redelijk zou zijn. Of de vader ook minder is gaan verdienen, kan verder in het midden blijven.
3.3.5.
Omdat er een wijziging van omstandigheden is zal de rechtbank de financiële situatie van de ouders helemaal opnieuw beoordelen. De vader heeft een berekening in de procedure ingebracht. Daaruit blijkt dat hij geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen. De moeder heeft deze berekening niet inhoudelijk betwist.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat alle kosten van de kinderen vanaf nu door de ouders gedeeld zullen worden. [voornaam minderjarige 2] zal namelijk vanaf de datum van deze beschikking haar hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. Dat betekent dat de vader vanaf die datum officieel de helft van de tijd voor de kinderen zorgt. Vanaf die datum is hij dus verantwoordelijk voor de helft van de extra kosten van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] (zoals kleding, schoenen, medicijnen, de tandarts, schoolreisjes en de eigen bijdrage voor de school).
3.3.6.
Het verzoek van de vader kan worden toegewezen. De rechtbank is wel van mening dat de wijziging van kinderalimentatie pas in kan gaan op de datum van de beschikking. De vader is pas vanaf dat moment officieel verantwoordelijk voor de helft van de extra kosten van de kinderen. En het is voor de rechtbank onduidelijk hoe de kosten van de kinderen in de afgelopen periode precies zijn verdeeld. Verder heeft de moeder geen rekening kunnen houden met minder alimentatie. De rechtbank zal daarom bepalen dat de wijziging ingaat vanaf de datum van de beschikking.
Voor die periode ervoor moeten vader en moeder samen in overleg met de begeleiders een oplossing zoeken.
3.4.
Kosten van deze procedure
3.4.1.
Omdat de vader en de moeder echtgenoten van elkaar zijn geweest, zal de rechtbank bepalen dat zij allebei hun eigen kosten voor deze rechtszaak zullen betalen.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 2] voortaan bij de vader zal zijn;
4.2.
wijzigt de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2014, in die zin dat de minderjarigen in het kader van de week- en weekendregeling bij de vader zullen zijn als volgt:
- om de week apart van elkaar van zondag 18:30 uur tot vrijdag na school;
- om de week samen van vrijdag na school tot zondag 18:30 uur;
4.3.
wijzigt de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2014 in die zin, dat de daarbij aan de vader opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vanaf 1 oktober 2014 wordt bepaald op wat tot op de datum van deze beschikking is betaald en/of verhaald en met ingang van 23 juli 2020 wordt bepaald op nihil;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A.C. van Dijk op
23 juli 2020.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.