Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk huurders zijn van een woning. Eiseres vordert een voorlopige voorziening op grond van artikel 7:267 lid 7 BW, waarbij zij verzoekt om tijdelijk het genot en gebruik van de woning te verkrijgen, met uitsluiting van gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 augustus 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 september 2020.
De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres en gedaagde hebben samen een woning betrokken en hebben twee kinderen. De relatie is inmiddels verbroken, wat heeft geleid tot oplopende spanningen tussen de partijen. Eiseres stelt dat haar belangen om in de woning te blijven zwaarder wegen dan die van gedaagde, die in persoon procedeert. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde erkend dat de spanningen schadelijk zijn voor de kinderen en heeft hij aangegeven op zoek te zijn naar andere woonruimte.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorziening, gezien de situatie van de kinderen en de onhoudbare woonsituatie. De vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen de woning te verlaten is toewijsbaar, met een termijn van veertien dagen voor gedaagde om een andere woning te vinden. De gevorderde machtiging voor ontruiming met sterke arm is afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, en gedaagde moet de woning binnen veertien dagen verlaten.