ECLI:NL:RBROT:2020:7895

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
8704559 VV EXPL 20-51
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in huurgeschil tussen ex-partners met kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk huurders zijn van een woning. Eiseres vordert een voorlopige voorziening op grond van artikel 7:267 lid 7 BW, waarbij zij verzoekt om tijdelijk het genot en gebruik van de woning te verkrijgen, met uitsluiting van gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 augustus 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 september 2020.

De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres en gedaagde hebben samen een woning betrokken en hebben twee kinderen. De relatie is inmiddels verbroken, wat heeft geleid tot oplopende spanningen tussen de partijen. Eiseres stelt dat haar belangen om in de woning te blijven zwaarder wegen dan die van gedaagde, die in persoon procedeert. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde erkend dat de spanningen schadelijk zijn voor de kinderen en heeft hij aangegeven op zoek te zijn naar andere woonruimte.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorziening, gezien de situatie van de kinderen en de onhoudbare woonsituatie. De vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen de woning te verlaten is toewijsbaar, met een termijn van veertien dagen voor gedaagde om een andere woning te vinden. De gevorderde machtiging voor ontruiming met sterke arm is afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, en gedaagde moet de woning binnen veertien dagen verlaten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8704559 VV EXPL 20-51
uitspraak: 9 september 2020
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. D. de Heuvel,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding van 21 augustus 2020, met producties.
De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden op 4 september 2020.

2..De vaststaande feiten

2.1
In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.2
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Op 6 maart 2020 hebben zij de woning aan het adres [adres] betrokken met [kind 1] en op [geboortedatum kind 2] 2020 is [kind 2] geboren.
2.3
[eiseres] en [gedaagde] zijn beiden contractueel huurder van de huurwoning.

3..De vordering

3.1
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. te bepalen dat de vrouw tijdelijk, met uitsluiting van de man, bevoegd is tot het voorlopig genot en gebruik van de woning en inboedel, staande en gelegen te Papendrecht aan het adres [adres] , met bevel dat de man met afgifte van de sleutels aan de vrouw de woning dient te verlaten binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis althans een door de rechter te bepalen datum en deze niet mag betreden op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 100.000,- dan wel een door de rechter in goede justitie te bepalen dwangsom, zo nodig met de sterke arm te effectueren indien de man in gebreke mocht blijven aan dit bevel te voldoen;
II. de man te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van het vonnis;
III. de man te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen niet langer met elkaar in de huurwoning kunnen verblijven. Onder verwijzing naar artikel 7:267 lid 7 BW stelt zij dat haar belangen om de huur van de woning voort te zetten zwaarder wegen dan die van [gedaagde] .
3.3
[gedaagde] heeft op de vordering gereageerd. Hierop wordt in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Onbetwist is dat de relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] is verbroken en dat sprake is van oplopende spanningen tussen beiden. Partijen zijn het erover eens dat deze situatie nadelig is voor de kinderen. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening kan op grond van deze omstandigheden worden vastgesteld.
4.2
[eiseres] vordert op grond van artikel 7:267 lid 7 BW dat [gedaagde] de huur niet langer zal voortzetten, zodat zij en de kinderen in de woning hun verblijf kunnen houden.
4.3
[eiseres] heeft haar belangen en die van de kinderen toegelicht bij voortzetten door haar met de kinderen van de huurovereenkomst en het niet langer voortzetten van de huur door [gedaagde] . De huidige spanningen leiden tot heftige ruzies en scheldpartijen met als gevolg dat ook een melding bij Veilig Thuis is gedaan. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat de spanningen hoog oplopen en dat dit niet in het belang van de kinderen is. Verder heeft [gedaagde] verklaard het belang van [eiseres] bij de voortzetting door haar van de huur te begrijpen omdat [eiseres] de zorg voor de kinderen draagt en het in het belang van de kinderen is dat zij in de woning blijven wonen. Daarbij merkt [gedaagde] wel op dat hij redelijkerwijs de tijd wenst te krijgen om een andere woning te vinden, zodat hij niet op straat komt te staan. Op grond van deze omstandigheden zal in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid een vordering van [eiseres] tot het niet langer voortzetten van de huur door [gedaagde] worden toegewezen. Hierop vooruitlopend is de vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen de woning te verlaten toewijsbaar.
4.4
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij – zowel via het reageren op woningen van de woningstichting als met behulp van Sterk Papendrecht – op zoek is naar andere woonruimte, maar dat het niet makkelijk is om een andere woning te vinden. Gelet op het spoedeisend belang enerzijds en de urgentie anderzijds zal aan de toewijzing een termijn van veertien dagen worden verbonden. Indien [gedaagde] alsdan nog geen andere woonruimte heeft gevonden, zijn partijen jegens elkaar aangewezen op de welwillendheid die zij tijdens de mondelinge behandeling hebben getoond.
4.5
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen.
4.6
Voor het opleggen van een dwangsom zoals gevorderd bestaat voorshands onvoldoende aanleiding.
4.7
De proceskosten tussen partijen (levensgezellen in de zin van artikel art. 237 lid 1 Rv) zullen worden gecompenseerd.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te verlaten en alle sleutels van de woning aan [eiseres] te overhandigen;
bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645