Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
- [naam arts] , arts en [naam verzorger] , verzorgenden, beiden verbonden aan Aafje;
- [naam kleinzoon] , kleinzoon.
Rechtbank Rotterdam
Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, op verzoek van het CIZ. De zaak is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/599880 / FA RK 20-4965. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt en haar advocaat, mr. J.J. Boelaars, aanwezig waren. Ook zijn er verschillende zorgverleners en een familielid gehoord via een beeld- en geluidverbinding, in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals verwaarlozing. De rechter heeft geoordeeld dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks dat de cliënt aanvankelijk verzet toonde tegen opname, heeft zij op het moment van de zitting aangegeven vrijwillig in de accommodatie te willen verblijven. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de vrijwilligheid van de cliënt nog niet bestendig is, gezien het grillige verloop van haar aandoening.
De rechtbank heeft besloten om de machtiging voor een periode van vier maanden te verlenen, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn. De machtiging is geldig tot en met 21 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.