ECLI:NL:RBROT:2020:8033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
C/10/601338 / FA RK 20-5687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van artikel 26 Wzd

Op 14 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift was op 28 juli 2020 ingekomen en bevatte onder andere een indicatiebesluit en een medische verklaring van een sociaal geriater. Tijdens de mondelinge behandeling, die ook via beeld- en geluidverbinding plaatsvond, zijn de cliënt, haar advocaat, een casemanager en een mantelzorgondersteuner gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een dementiesyndroom, vermoedelijk vasculaire of gemengde dementie. Er waren zorgen over haar zelfzorg en verward gedrag, maar na een bezoek van haar advocaat leek de cliënt zich te verbeteren. Ze verzorgde zichzelf beter en was benaderbaar voor hulp. De rechtbank concludeerde dat er momenteel minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, zoals hulp van de thuiszorg en mantelzorgondersteuning.

Gelet op deze bevindingen heeft de rechtbank het verzoek tot opname afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-Van Wel en is op 20 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/601338 / FA RK 20-5687
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 augustus 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 28 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam sociaal geriater] , sociaal geriater, van 7 juli 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 8 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
14 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam casemanager] , casemanager, verbonden aan Careyn;
  • [naam mantelzorgondersteuner] , mantelzorgondersteuner, verbonden aan Senior Zorg Service.

2..Beoordeling

2.1.
Er is bij cliënt sprake van een dementiesyndroom, waarschijnlijk vasculaire of gemengde dementie. Er zijn de afgelopen periode heel veel indicaties geweest dat het niet goed ging met cliënt. Zo was haar zelfzorg slecht, zij liet niet toe dat zij daarbij geholpen werd en ze was verward. Ze belde vrijwel dagelijks naar de politie en ziekenhuizen in de regio omdat zij op zoek was naar haar (in 2018 overleden) echtgenoot en was dan compleet ontredderd als zij hem niet kon vinden. De casemanager heeft tijdens de mondelinge behandeling echter verklaard dat het gedrag van cliënt positief is veranderd sinds het recente bezoek van haar advocaat. De advocaat heeft cliënt een week voorafgaand aan de mondelinge behandeling bezocht. Cliënt lijkt erg te zijn geschrokken van het feit dat er een verzoek is ingediend om haar te laten opnemen. Sindsdien verzorgt cliënt zichzelf beter. Zo heeft zij haar haren gewassen, eet en drinkt zij beter, trekt zij elke dag schone kleding aan belt zij niet meer naar de politie. Ook neemt cliënt haar medicatie in en zij is benaderbaar voor de thuiszorg en de mantelzorgondersteuner. Cliënt is derhalve (nog) in staat om haar gedrag bij te sturen.
Hoewel er voldoende duidelijk is dat er zorgen zijn over cliënt, is het de vraag of deze momenteel zodanig zijn dat deze alleen door een opname weggenomen kunnen worden. Momenteel krijgt cliënt één keer in de week hulp van de thuiszorg en komt de mantelzorgondersteuner dagelijks twee uur bij haar langs om haar gezelschap te houden en vinger aan de pols te houden. De casemanager heeft desgevraagd verklaard dat de thuiszorg nog kan worden opgeschaald. Hoewel cliënt tot nu toe altijd geweigerd heeft om naar de dagbesteding te gaan, zal dat in de huidige situatie wellicht ook nog wel veranderen. De rechtbank stelt hiermee vast dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 14 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks-Van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 20 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.