ECLI:NL:RBROT:2020:8039
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake beschut werk en procesbelang
In de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2020, in de zaak met nummer ROT 18/5664, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroepschrift. Eiser had de procedure gestart omdat hij meende dat verweerder verplicht was om hem beschut werk aan te bieden. Tijdens het telefonisch horen, dat plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, bleek echter dat eiser op dat moment geen beschut werk meer wenste. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij de behandeling van zijn beroep.
Eiser gaf aan dat hij een principiële uitspraak wilde over de uitleg van de Participatiewet met betrekking tot beschut werk, wat mogelijk ook van belang zou zijn voor anderen in vergelijkbare situaties. De rechtbank overwoog dat er sprake is van procesbelang als hetgeen eiser met het beroep wil bereiken ook daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk van betekenis is voor hem. De rechtbank concludeerde dat de wens van eiser om een principiële uitspraak te krijgen, niet voldoende was om procesbelang aan te tonen, aangezien hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep meer wenste.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.