ECLI:NL:RBROT:2020:8039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
ROT 18/5664
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake beschut werk en procesbelang

In de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2020, in de zaak met nummer ROT 18/5664, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroepschrift. Eiser had de procedure gestart omdat hij meende dat verweerder verplicht was om hem beschut werk aan te bieden. Tijdens het telefonisch horen, dat plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, bleek echter dat eiser op dat moment geen beschut werk meer wenste. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij de behandeling van zijn beroep.

Eiser gaf aan dat hij een principiële uitspraak wilde over de uitleg van de Participatiewet met betrekking tot beschut werk, wat mogelijk ook van belang zou zijn voor anderen in vergelijkbare situaties. De rechtbank overwoog dat er sprake is van procesbelang als hetgeen eiser met het beroep wil bereiken ook daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk van betekenis is voor hem. De rechtbank concludeerde dat de wens van eiser om een principiële uitspraak te krijgen, niet voldoende was om procesbelang aan te tonen, aangezien hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep meer wenste.

Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/5664
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het dagelijks bestuur van Werk & Inkomen Hoeksche Waard, verweerder,

gemachtigde: B. van Aalst en P. Radenort.
Vanwege de omstandigheden rond het coronavirus is er geen fysieke zitting gehouden bij de rechtbank. De gemachtigden van eiser en verweerder zijn op 31 augustus 2020 telefonisch gehoord door de rechtbank.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 31 augustus 2020 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser is de beroepsprocedure begonnen omdat hij vindt dat verweerder verplicht is om hem beschut werk aan te bieden. Tijdens het telefonisch horen is gebleken dat eiser – in ieder geval op dit moment – geen beschut werk meer wil. Hierdoor komt de vraag op of eiser nog belang heeft bij de behandeling van het beroep. Daarvoor is van belang om te weten wat eiser met deze procedure wil bereiken.
2. Eiser heeft tijdens het telefonisch horen verklaard dat hij graag een uitspraak wil, zodat er duidelijkheid komt over hoe de Participatiewet op het punt van beschut werk moet worden uitgelegd. Een uitspraak kan dan van belang zijn voor andere mensen die hiermee te maken krijgen.
3. Er is sprake van procesbelang als dat wat eiser met het beroep wil bereiken ook daadwerkelijk kan worden bereikt en dit voor eiser feitelijk van betekenis is. Uit wat eiser naar voren heeft gebracht, blijkt dat hij een principiële uitspraak wil, namelijk over hoe de wet moet worden uitgelegd. Dit levert echter geen procesbelang op voor eiser zelf.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak is op 31 augustus 2020 in het openbaar gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.