In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 september 2020 een beschikking gegeven waarin het verzoek van de moeder om een omgangsregeling met haar minderjarige kind, geboren in 2008, werd afgewezen. De moeder en de vader van het kind hadden verzocht om meer contact met hun kind, dat op dat moment in een instelling verbleef. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de omgang met de ouders schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind. Dit oordeel was gebaseerd op een rapport van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD), dat concludeerde dat het contact met de ouders voor het kind stressvol was en leidde tot gedragsproblemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich niet aan de afspraken hielden en dat hun gedrag schadelijk was voor het kind. Daarom werd het verzoek van de GI (gecertificeerde instelling) om de ouders het recht op contact met het kind voor een jaar te ontzeggen, toegewezen. De kinderrechter benadrukte dat de ouders eerst moesten aantonen dat zij zich aan de voorwaarden konden houden voordat er weer contact kon zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.