ECLI:NL:RBROT:2020:8049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
8229970 CV EXPL 19-8174
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van tuinrenovatie

In deze zaak vordert Herweijer Tuintechniek B.V. betaling van een bedrag van € 5.319,50 van gedaagden, die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor het renoveren van de voor- en achtertuin van de woning van gedaagden, waarbij Herweijer werkzaamheden heeft uitgevoerd en facturen heeft verstuurd. Gedaagde 1, de moeder van gedaagde 3, heeft nagelaten haar adres door te geven, waardoor de facturen naar het verkeerde adres zijn gestuurd. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat Herweijer niet ontvankelijk is omdat niet is voldaan aan de substantiëringsplicht. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden voldoende op de hoogte waren van de vordering en dat de facturen geldig zijn verstuurd. De rechter wijst de vordering toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten voor gedaagde 3 en gedaagde 2, omdat aan hen geen kosteloze veertien dagen brief is gestuurd. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om het vonnis als Europese executoriale titel te waarmerken wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8229970 CV EXPL 19-8174
uitspraak: 10 september 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Herweijer Tuintechniek B.V.,
gevestigd te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee,
eiseres,
gemachtigde: Rijnland gerechtsdeurwaarders,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gemachtigde: mr. R.W. de Pater,
2)
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
niet verschenen,
3)
[gedaagde 3] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gemachtigde: mr. R.W. de Pater,
gedaagden.
Partijen worden hierna aangeduid als Herweijer, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .

Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de exploten van dagvaarding van 19 en 20 november 2019, met producties;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek, met producties;
de akte uitlaten producties namens Herweijer.
1.2
[gedaagde 2] is ter eerst dienende dag niet in het geding verschenen waarop tegen hem verstek is verleend.

Omschrijving van het geschil

2. De feiten

2.1
Herweijer heeft op 3 januari 2019 [gedaagde 3] een offerte onder nummer [nummer] verstuurd voor het renoveren van de voor- en achtertuin voor de bedragen van respectievelijk € 2.927,- en € 4.681,- inclusief BTW. De offerte vermeldt dat facturering plaatsvindt in twee termijnen: 50% van de aanneemsom tien dagen voor aanvang van de opdracht en 50% na uitvoering van de werkzaamheden binnen veertien dagen na factuurdatum.
2.2
Per e-mail van 4 januari 2019 heeft [gedaagde 1] met emailadres: [emailadres] de offerte goedgekeurd.
2.3
Herweijer heeft conform de offerte werkzaamheden uitgevoerd in de voor- en achtertuin van de woning van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . De aanneemsom voor de voortuin is voldaan.
2.4
Herweijer heeft op 26 april 2019 een factuur verstuurd ad € 2.340,50 inclusief BTW betreffende 1e termijn aan [gedaagde 1] per adres van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
2.5
Herweijer heeft op 6 mei 2019 een factuur verstuurd ad € 2.340,50 inclusief BTW betreffende 2e termijn aan [gedaagde 1] per adres van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
2.6
Herweijer heeft per e-mail van 18 september 2019 een betalingsherinnering verstuurd naar [emailadres] ter attentie van [gedaagde 1] .
2.7
Herweijer heeft per e-mail van 9 oktober 2019 de twee facturen verstuurd naar het e-mailadres [emailadres] ter attentie van [gedaagde 1] .
2.8
De gemachtigde van Herweijer heeft per e-mail van 30 oktober 2019 een veertiendagenbrief verstuurd naar [emailadres] ter attentie van [gedaagde 1] .
3. De vordering, de grondslag en het verweer
3.1
Herweijer vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 5.319,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.681,- vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en het te wijzen vonnis aan te merken als Europese executoriale titel zodat het vonnis in Spanje ten uitvoer gelegd kan worden.
3.2
Herweijer legt het navolgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde 1] , de moeder van [gedaagde 3] , schiet tekort in haar betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn ongerechtvaardigd verrijkt nu hun tuin is gerenoveerd terwijl Herweijer voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden en geleverde materialen niet is betaald. Naast een bedrag van € 4.681,- aan hoofdsom vordert Herweijer een bedrag van € 45,40 aan rente en een bedrag van € 593,10 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 3] betwisten de vordering en voeren daartoe het volgende aan. Herweijer is niet ontvankelijk in haar vordering nu niet is voldaan aan de substantiëringsplicht. [gedaagde 1] heeft een overeenkomst gesloten met Herweijer maar nooit facturen op haar naam ontvangen. Daarnaast is Herweijer in gebreke met herstel van de schutting in de achtertuin zodat [gedaagde 1] gerechtigd is betaling van de facturen op te schorten.
[gedaagde 3] is niet ongerechtvaardigd verrijkt, althans zeker niet voor het bedrag van de aanneemsom. Verder betwisten [gedaagde 1] en [gedaagde 3] rente en kosten verschuldigd te zijn nu [gedaagde 3] rauwelijks is gedagvaard.

Beoordeling van het geschil

4.1
Het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] dat Herweijer niet-ontvankelijk is vanwege het verzaken door Herweijer van de substantiëringsplicht van artikel 111 lid 2 Rv wordt verworpen. Gelet op het inhoudelijke verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] was het hun genoegzaam bekend waartegen zij zich dienden te verweren. Dat bij dagvaarding als productie een onvolledige offerte in het geding is gebracht waardoor de hoofdsom niet geheel onderbouwd wordt, is onvoldoende om te spreken van een verzaking van de substantiëringsplicht.
[gedaagde 1]
4.2
Door [gedaagde 1] (en [gedaagde 3] ) is niet betwist dat de onder 2.1 genoemde offerte akkoord is bevonden. Deze offerte bevat voor de achtertuin een aanneemsom van € 4.681,- en vermeldt als betalingsvoorwaarde ‘14 dagen na ontvangst factuur’. Eveneens is niet betwist dat de onder 2.4 en 2.5 genoemde facturen zijn verstuurd en ontvangen. [gedaagde 1] is dan ook de overeengekomen aanneemsom verschuldigd. Onvoldoende is door haar onderbouwd dat en waarom een (eventuele) latere verzakking van de schutting maakt dat van de overeengekomen betalingsconditie kan worden afgeweken. Ook anderszins is daar niet van gebleken.
4.3
Voor zover [gedaagde 1] betwist de factuurbedragen verschuldigd te zijn omdat de facturen niet op haar naam staan, geldt het volgende. De onder 2.4 en 2.5 genoemde facturen vermelden [gedaagde 1] als geadresseerde. Omdat Herweijer geen ander adres bekend was, zijn de facturen ‘p/a’ verstuurd naar het adres van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Door Herweijer is namelijk onbetwist aangevoerd dat [gedaagde 1] op geen van de verzoeken van Herweijer om haar eigen adres door te geven inhoudelijk heeft gereageerd. Herweijer kon dan ook niet anders dan de facturen naar het adres van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] versturen. De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.4
Nu [gedaagde 1] nalatig is geweest haar c.q. een juist adres door te geven, kan het Herweijer niet worden verweten dat [gedaagde 1] de facturen niet tijdig heeft ontvangen. De gevorderde wettelijke rente zal dan ook als op de wet gegrond worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.5
Nu [gedaagde 1] heeft verzuimd de facturen te voldoen, heeft Herweijer terecht eerst haar vordering uit handen gegeven en buitengerechtelijke incassokosten gemaakt en is zij later tot dagvaarden overgegaan. Gelet op wat onder 2.4 tot en met 2.8 is overwogen zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten worden toegewezen nu voldoende is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
[gedaagde 3]
4.6
Degene die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander is verplicht diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Nu [gedaagde 1] zich op het standpunt stelt dat zij de overeenkomst met Herweijer heeft gesloten bestaat er geen contractsverhouding tussen Herweijer en [gedaagde 3] zodat er geen rechtvaardiging voor de verrijking van [gedaagde 3] bestaat. Daarnaast staat vast dat de achtertuin van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in zijn geheel is gerenoveerd door Herweijer. Nu Herweijer voor zijn werkzaamheden niet is betaald, is [gedaagde 3] verrijkt ten koste van Herweijer. [gedaagde 3] dient dan ook de schade van Herweijer te vergoeden. Deze schade wordt begroot op de aanneemsom van € 4.681,-. Geen aanleiding wordt gezien de schade te matigen. [gedaagde 3] heeft weliswaar aangevoerd dat de schutting verzakt is, maar dat houdt niet in dat er daardoor sprake is van een (significante) waardevermindering. Buiten dat Herweijer betwist dat er nog steeds sprake is van een klacht, is zij bereid een reële klacht te verhelpen zodra [gedaagde 3] en [gedaagde 1] zich daar niet meer achter verstoppen om de facturen niet te hoeven betalen. [gedaagde 3] zal dus eveneens veroordeeld worden tot betaling van de gevorderde hoofdsom.
4.7
[gedaagde 3] zal niet worden veroordeeld in de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan [gedaagde 3] is namelijk geen kosteloze veertien dagen brief gestuurd zodat niet is voldaan aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen.
[gedaagde 2]
4.8
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen, één en ander voor zover hierna niet anders is bepaald.
4.9
[gedaagde 2] zal niet worden veroordeeld in de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan [gedaagde 2] is namelijk geen kosteloze veertien dagen brief gestuurd zodat niet is voldaan aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen.
Proceskosten
4.1
Gedaagden zullen op de voet van artikel 237 Rv in de kosten van de procedure worden veroordeeld op de wijze als hierna vermeld nu [gedaagde 2] in tegenstelling tot [gedaagde 1] en [gedaagde 3] geen verweer heeft gevoerd. Ten aanzien van [gedaagde 3] zal geen proceskostenveroordeling volgen nu niet is gesteld of daar anderszins van is gebleken dat Herweijer haar na het sturen van de oorspronkelijke facturen nog heeft aangemaand of in gebreke heeft gesteld zodat er sprake is van rauwelijks dagvaarden.
4.11
Herweijer heeft verzocht onderhavig vonnis te waarmerken als Europese Executoriale Titel. Op dit verzoek is van toepassing de Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna: EET-Verordening). Aan [gedaagde 1] is de dagvaarding op 20 november 2019 conform artikel 54 Burgerlijke Rechtsvordering betekend, hetgeen inhoudt dat het adres van de schuldenaar ten tijde van de betekening van de dagvaarding niet met zekerheid bekend was. Deze wijze van betekening voldoet niet aan de minimumnormen van artikel 13 en 14 van de EG-verordening nr. 805/2004. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk – des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd – om aan Herweijer tegen kwijting te betalen € 4.726,40, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Herweijer tegen kwijting voorts te betalen € 593,10;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Herweijer vastgesteld op € 183,76 aan dagvaardingskosten (twee dagvaardingen), € 499,- aan griffierecht en € 600,- aan salaris voor haar gemachtigde, in die zin dat:
 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht ad € 499,- en € 240,- (1 punt) aan gemachtigdensalaris;
 [gedaagde 2] daarenboven wordt veroordeeld tot betaling van € 91,88 aan dagvaardingskosten (één dagvaarding);
 [gedaagde 1] daarenboven wordt veroordeeld tot betaling van € 91,88 aan dagvaardingskosten (één dagvaarding) en € 360,- (1½ punt) aan gemachtigdensalaris.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745