ECLI:NL:RBROT:2020:819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
C/10/587833 / JE RK 19-3755
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in een complexe gezinscontext met zorgen over opvoedsituatie en omgangsverboden

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 januari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die onder toezicht zijn gesteld door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder werd bijgestaan door mr. F. Pool en de vader door mr. C.P. Timmers. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij ook vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De feiten wijzen op een problematische opvoedsituatie, waarbij de kinderen in het verleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld en mishandeling. De moeder heeft een contact- en gebiedsverbod opgelegd gekregen, wat de omgang met de kinderen bemoeilijkt. De GI heeft aangegeven dat de kinderen momenteel goed ontwikkelen bij de vader, maar dat er zorgen blijven bestaan over de omgang met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er een verhoogde kwetsbaarheid is.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van twaalf maanden, met de verwachting dat er stappen gezet zullen worden om de situatie te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/587833 / JE RK 19-3755
datum uitspraak: 17 januari 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 december 2019, ingekomen bij de griffie op 13 december 2019.
Op 17 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. F. Pool,
- de vader, bijgestaan door mr. C.P. Timmers,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger 1] en dhr. [naam vertegenwoordiger 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan een vertegenwoordigster van Humanitas, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de vader.
Bij beschikking van 4 februari 2019 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot
4 februari 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
In het afgelopen jaar is er toegewerkt naar een thuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de vader en dit verloopt goed. De enige zorg die nog speelt, is dat [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben aangegeven geen bezoek bij de moeder te willen. De GI heeft hiervoor de hulp van Humanitas ingezet. De GI betreurt het dat er op dit moment geen omgang is tussen de kinderen en de moeder. De moeder heeft een contact- en gebiedsverbod opgelegd gekregen. De bedoeling is om de omgang en het contact in de toekomst weer op te pakken. Daarnaast moet er gewerkt worden aan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van de kinderen. Het komende jaar zal ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) worden gevraagd om onderzoek te doen naar de gezagsverhouding. De GI heeft verder aangegeven dat er bij de moeder veel wantrouwen bestaat richting de jeugdbeschermer. Volgens de moeder is de jeugdbeschermer de oorzaak van alles, omdat de informatie in het rapport afkomstig is van hem. Sindsdien laat de jeugdbeschermer zich altijd bijstaan door een gedragswetenschapper. De moeder heeft gevraagd om een andere jeugdbeschermer, maar de huidige jeugdbeschermer heeft aangegeven dat hij de zaak niet gaat overdragen, omdat hij goed contact heeft met [naam kind 1] en [naam kind 2] . Ook kan hij goed samenwerken met de vader. Voor wat betreft het gezamenlijk oppakken van de opvoedtaken heeft de GI aangegeven dat [naam kind 1] en [naam kind 2] zelf duidelijk hebben aangegeven dit niet te willen, door nare gevoelens uit het verleden. Het geforceerd voortzetten van het contact zal volgens de GI later een positief contact in de weg staan. Er zal daarom ook een traject bij Youz worden gestart. De GI acht het van belang dat de ouders weer met elkaar communiceren en contact hebben. Inmenging van de GI daarbij is volgens de GI van belang.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek van de GI toe te wijzen voor een kortere duur.
Ter onderbouwing van dit standpunt is – kort en zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat de moeder sterk het gevoel heeft dat zij geen eerlijke kans krijgt om de ondertoezichtstelling goed te laten werken, omdat zij niet haar opvoedtaken kan oppakken nu de omgang tussen haar en de kinderen is stopgezet. Humanitas is vol lof over de moeder, omdat zij deelneemt aan cursussen en trainingen ter verbetering van haar opvoedvaardigheden. De moeder krijgt echter geen kans om dit in de praktijk te kunnen ontwikkelen. Zij heeft [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds het stopzetten van de omgang niet meer gezien. De moeder heeft het beste met hen voor en wil een actievere rol krijgen in hun leven. Naar het idee van de moeder wordt er alles aan gedaan om haar rol kleiner te maken. Dat de GI een onderzoek gaat aanvragen bij de Raad naar het gezag, geeft al aan welke richting de GI op wil. Er is veel wantrouwen vanuit de moeder naar de jeugdbeschermer en wil het liefst een vervanging van jeugdbeschermer. Verder stelt de moeder zich open voor gesprekken met de vader en wil zij aan alles meewerken, onder meer aan mediation. Het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de moeder, de jeugdbeschermer en Humanitas, om te kijken of er een alternatief was voor het contact tussen de moeder en de kinderen, heeft niets opgeleverd. Voor wat betreft het opgelegde contact- en gebiedsverbod is namens de moeder aangegeven dat er wel omgang met de kinderen mag plaatsvinden met begeleiding. De moeder verzoekt om het verzoek van de GI in duur te beperken om een vinger aan de pols te houden, om te bezien of de voorgenomen plannen en de omgangsregeling weer worden opgestart.
De vader heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. Hij heeft aangegeven dat er iemand de regie moet blijven voeren. Er is sprake van een moeilijke situatie en hij spreekt de moeder niet direct. Zonder de hulp van de GI weet de vader niet hoe het zal verlopen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen zijn met name gelegen in de opvoedsituatie. Tevens is bij [naam kind 1] en [naam kind 2] sprake van een verhoogde kwetsbaarheid. Zij hebben gedurende langere periode diverse ingrijpende gebeurtenissen in de opvoedsituatie moeten meemaken. Er is sprake geweest van huiselijk geweld binnen de relatie van de ouders, in het bijzijn van [naam kind 1] en [naam kind 2] . Daarnaast zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] slachtoffers geweest van mishandeling. Ook na de scheiding worden [naam kind 1] en [naam kind 2] belast met de spanningen en conflicten tussen de ouders, waarbij voortdurend een beroep wordt gedaan op hun loyaliteitsgevoelens.
Na een uithuisplaatsing op 30 november 2018 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds 6 mei 2019 weer thuisgeplaatst bij de vader. [naam kind 1] en [naam kind 2] ontwikkelen zich positief bij de vader. De vader toont zich coöperatief in de samenwerking met de GI, waardoor daarin geen belemmeringen worden gevonden voor de kinderen. De moeder is veroordeeld voor kindermishandeling en heeft onder andere een omgangsverbod voor onbegeleid contact met [naam kind 1] en [naam kind 2] opgelegd gekregen. Hoewel de moeder ondersteuning krijgt van Humanitas en trainingen en cursussen volgt ter verbetering van haar opvoedvaardigheden, heeft dit niet kunnen voorkomen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] door hun negatieve herinneringen aan gebeurtenissen uit het verleden momenteel worden geblokkeerd in het hebben van een positief contact met hun moeder. De veilige opbouwende omgang tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] en hun moeder is daarom in oktober 2019 gestagneerd.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat het van belang is dat het contact tussen de kinderen en de moeder in de toekomst weer wordt hervat. De kinderrechter acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer, in het kader van een ondertoezichtstelling, noodzakelijk om de benodigde hulp in te zetten, zodat er gewerkt kan worden aan verbetering van de samenwerking tussen beide ouders en – wanneer mogelijk – het hervatten van de veilige omgang tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter voorziet niet dat de situatie binnen een kortere periode dan twaalf maanden zodanig is verbeterd dat de GI zich kan terugtrekken. De GI heeft duidelijk aangegeven welke stappen er het komende jaar zullen worden gezet en hoe het traject eruit gaat komen te zien.
De kinderrechter heeft voldoende vertrouwen dat de stappen die zijn aangekondigd, gezet gaan worden, inclusief het bezien van de rol van de moeder. De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen voor de gevraagde duur van twaalf maanden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 4 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2020 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.