ECLI:NL:RBROT:2020:8204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
10/661091-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van ex-partner en zoon met oplegging van voorwaardelijke taakstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vrouw en zoon heeft belagen. De verdachte heeft in de periode van april 2016 tot en met 29 maart 2017 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw en zoon door herhaaldelijk contact met hen te zoeken, ondanks dat zij hem herhaaldelijk hadden verzocht om dit te staken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het versturen van talloze berichten en het ongevraagd bezoeken van de werkplek van zijn ex-vrouw, hen heeft gedwongen om zijn toenaderingen te dulden, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. De officier van justitie heeft een taakstraf van 200 uur geëist, alsook een contact- en locatieverbod voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een voorwaardelijke taakstraf opgelegd, evenals een vrijheidsbeperkende maatregel, die direct uitvoerbaar is. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan zowel zijn ex-vrouw als zijn zoon. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidsproblemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10/661091-17
Datum uitspraak: 24 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Westmaas.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , en een locatieverbod voor de woonadressen van die aangevers, te vervangen door hechtenis voor de duur van één week per overtreding van de maatregel, waarbij deze maatregel dadelijk uitvoerbaar moet worden verklaard.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van de beide feiten
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent niet dat hij heeft geprobeerd om het contact met zijn ex-vrouw en zoon te herstellen en om hen te bereiken via verschillende communicatiemiddelen. Hij wilde op een normale manier met hen communiceren omdat er allerlei zaken rondom de echtscheiding geregeld moesten worden. De verdachte heeft daarbij niet de bedoeling gehad zijn ex-vrouw en zoon de stuipen op het lijf te jagen of hun het leven zuur te maken. Er is derhalve geen sprake geweest van het voor belaging vereiste oogmerk de beide aangevers te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Aldus dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte, nadat de beide aangevers hem te verstaan hadden gegeven geen contact met hem te willen, de in de hierna weergegeven bewezenverklaring vermelde handelingen heeft verricht. Daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de aangevers geen keuze heeft gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de verdachte en deze daarmee feitelijk heeft gedwongen te dulden dat de verdachte stelselmatig contact met hen zocht en aldus inbreuk heeft gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
Het verweer slaagt derhalve niet.

5..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1 en 2ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
7april 2016 tot en met 29 maart 2017 te Rockanje, gemeente Westvoorne, en Hellevoetsluis wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer 1] , met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, en te dulden ,
door:
- een groot aantal malen telefonisch contact op te nemen met die [naam slachtoffer 1] en de ouders van die [naam slachtoffer 1] ;
- een groot aantal e-mails te sturen aan die [naam slachtoffer 1] en de ouders van die [naam slachtoffer 1] ;
- een groot aantal e-mails over die [naam slachtoffer 1] naar instanties (waaronder de Jeugdbescherming) te sturen;
- op het werk van die [naam slachtoffer 1] langs te gaan;
2.
hij in de periode van 01 februari 2017 tot en met 31 december 2017 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn zoon) [naam slachtoffer 2] ,
door:
- meerdere mails en facebook-berichten te sturen naar die [naam slachtoffer 2] en die [naam slachtoffer 2] te taggen in facebookberichten;
- meermalen de (ouders van de) vriendin van die [naam slachtoffer 2] te bellen;
- meerdere sms-berichten te sturen aan die [naam slachtoffer 2] ;
- langs te gaan bij de stageplek van die [naam slachtoffer 2]
- met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten onder 1 en 2 leveren telkens op:
Belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf en maatregel

7.1
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw en van zijn zoon.
Kort nadat zijn ex-vrouw in maart 2016 hun relatie had beëindigd begon hij haar te belagen en ongeveer tien maanden later (toen de ondertoezichtstelling van zijn zoon werd uitgesproken) begon hij ook zijn zoon te stalken. Hoewel beide aangevers de verdachte meermalen te kennen hadden gegeven geen contact met hem te willen, heeft verdachte obsessief vaak contact met hen gezocht door hen herhaaldelijk te bellen, mailen, sms-en en WhatsAppen. Een groot aantal van de door hem verstuurde berichten was seksueel getint en ging over het vermeend ‘losbandige’ seksuele gedrag van zijn ex-vrouw. Daarnaast is de verdachte meermalen onaangekondigd binnengelopen op het werk van zijn ex-vrouw en heeft hij zijn zoon op zijn stageplek opgezocht. Ook heeft hij vrienden, kennissen en familieleden van de aangevers telefonisch en via social media benaderd. De verdachte heeft ook – onnodige en ongewenste – kwetsende en dreigende e-mails gezonden naar verschillende instanties.
Pas toen verdachte op 29 maart 2017 werd aangehouden en met ingang van 31 maart 2017 in het kader van bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod kreeg opgelegd met elektronische controle met betrekking tot zijn ex-vrouw, is hij gestopt met het belagen van zijn ex-vrouw. Daarop begon de verdachte zijn zoon te stalken en ook dit is pas gestopt toen de verdachte op 29 januari 2018 werd aangehouden en op 31 januari 2018 een contact- en locatieverbod kreeg opgelegd met betrekking tot zijn zoon.
Het geheel van gedragingen van verdachte is voor de aangevers, zoals ook blijkt uit de door hen opgestelde slachtofferverklaringen, zeer intimiderend en kwetsend geweest. Met zijn handelen heeft de verdachte de aangevers gedwongen te dulden dat hij tegen hun wil steeds weer contact met hen zocht. De verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Mede door het onvoorspelbare karakter van het handelen van de verdachte voelden de aangevers zich beperkt in hun dagelijks leven en voelden zij zich op geen enkele plek veilig, zelfs niet in hun woonomgeving. Daarnaast voelde de ex-vrouw van de verdachte zich bedreigd, vernederd en gekwetst door de veelal seksueel getinte verhalen die de verdachte verspreidde onder voor haar onbekende personen en collega’s, kennissen en verschillende instanties.
Ook nu nog hebben de aangevers last van gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Zij ervaren nog steeds veel spanningsklachten die een negatieve invloed hebben op hun dagelijks leven. De aangevers hebben te kennen gegeven dat zij daarom ook in de toekomst op geen enkele wijze contact willen met de verdachte. Zij hebben de rechtbank dan ook verzocht om aan de verdachte een contactverbod met hen op te leggen.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
7.3.2
Rapportages en toelichting ter terechtzitting
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft op 7 januari 2020 een voortgangsrapport over de verdachte opgemaakt waarin het verloop van het reclasseringstoezicht van de verdachte in het kader van de schorsing preventieve hechtenis wordt besproken. Dit rapport is een aanvulling op een eerdere voortgangsrapportage van 23 mei 2018 en het advies toezicht van 30 augustus 2018 en op het op 21 februari 2018 opgestelde reclasseringsrapport.
Eerstgenoemd rapport houdt het volgende in.
Na de schorsing uit de preventieve hechtenis van de verdachte op 31 maart 2017 is het toezicht op 4 april 2017 gestart, waarbij tweewekelijks meldplichtafspraken plaatsvonden. De verdachte is alle afspraken nagekomen. Hij is open en meewerkend en met de toezichthouder is hij het eens over de te volgen strategie. In veel gevallen lukt het de verdachte om het verleden los te laten en zich te richten op zijn toekomst door zijn impulsen beter te controleren. Hoewel hij nog boos en gefrustreerd kan raken over wat er is voorgevallen en het handelen van zijn ex-vrouw, kan hij uiteindelijk toch berusten in de situatie en erkennen dat hij de dingen zelf anders had kunnen doen.
Ter zitting heeft de huidige toezichthouder van de verdachte, dhr. [naam toezichthouder] , het rapport toegelicht. Hij heeft onder andere verklaard dat de verdachte tijdens de schorsing in staat is geweest om zich aan de opgelegde voorwaarden te houden en dat er thans geen bijzondere voorwaarden in de vorm van een contact- of locatieverbod meer nodig zijn. De verdachte kan zijn grenzen bewaken. Daarnaast is de behandeling bij Antes afgerond. Een reclasseringstoezicht lijkt dan ook geen meerwaarde meer te hebben. Bij oplegging van een taakstraf aan de verdachte dient er rekening mee te worden gehouden dat de verdachte
niet in staat is tot fysiek zware arbeid in verband met de ziekte aan zijn alvleesklier en de gevolgen van een ingrijpende operatie daaraan.
Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juli 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan verschillende stoornissen/gebreken, waaronder een chronische posttraumatische stress-stoornis en een persoonlijkheidsstoornis. Ook was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten zeer waarschijnlijk sprake van misbruik van alcohol. De beschreven stoornissen hebben de verdachte ten tijde van de hem verweten gedragingen niet volledig aangestuurd, noch hebben ze geleid tot het verlies van weten en inzichten omtrent het ontoelaatbare van zijn gedragingen. De onderzoeker acht de verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de genoemde rapporten en heeft deze in haar oordeelvorming betrokken.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf is in beginsel passend. De rechtbank zal daar echter van afzien, gelet op het volgende.
De bewezenverklaarde feiten hebben geruime tijd geleden plaatsgevonden, te weten in de periode van 7 april 2016 tot en met 31 december 2017. Gezien het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en deze uitspraak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, hetgeen niet aan de verdachte is toe te rekenen. Daarbij komt dat de verdachte met gezondheidsproblemen kampt, waarvoor hij recentelijk een ingrijpende operatie heeft ondergaan en ook nu nog onder behandeling staat van specialisten. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie geëiste taakstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het risico op recidive schat de rechtbank in als zeer hoog. Niet alleen heeft de verdachte op indringende, intimiderende en obsessieve wijze in de tenlastegelegde periode contact gezocht met de slachtoffers, ondanks dat zij herhaaldelijk aan hem te kennen hebben gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn, maar ook nu nog probeert de verdachte met zijn zoon in contact te komen, terwijl die elk contact met de verdachte wenst af te houden. Om het recidiverisico in te perken zal de rechtbank aan de verdachte dan ook een locatie- en contactverbod opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van twee jaar. Dit houdt in dat het hem niet is toegestaan zich te begeven in een straal van 100 meter van de woning van de aangevers en contact met hen op te nemen, op welke wijze dan ook. Hiermee wordt tevens beoogd aan de slachtoffers een vrijer en veiliger gevoel te geven, zodat zij hun leven weer kunnen oppakken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waarbij specifiek wordt verwezen naar de ernst en duur van de belagingsgedragingen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38v Sr op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel, passend en geboden.

8.. Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam slachtoffer 1] , ter zake van feit 1;
- [naam slachtoffer 2] , ter zake van feit 2 (middels zijn bewindvoerder en mentor [naam slachtoffer 1] ).
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 534,15 aan materiële schade als vergoeding voor de door haar gemaakte kosten voor een orthomoleculaire therapie. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
[naam slachtoffer 1]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] dient in haar vordering tot materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[naam slachtoffer 2]
De vordering tot immateriële schadevergoeding kan, primair, in zijn geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair is matiging van het toe te wijzen bedrag gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair verzoekt de verdediging de beide vorderingen geheel af te wijzen, omdat vrijspraak is bepleit.
Subsidiair is bepleit om de vordering van [naam slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende blijkt van een causaal verband tussen hetgeen de verdachte wordt verweten en de gemaakte kosten voor een orthomoleculaire therapie.
Ten slotte is bepleit om de beide vorderingen ten aanzien van de immateriële schade
niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer 2] geldt daarbij dat er twijfels zijn of hij het schade-onderbouwingsformulier zelf heeft opgesteld, omdat gesteld wordt dat hij na een ernstig ongeval niet meer in staat zou zijn te spreken, en het in deze procedure te ver voert om dit punt nader te laten uitzoeken.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 3.000. Het restant van € 500,- wordt afgewezen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat voor een goede beoordeling van dit deel van de vordering nader onderzoek nodig is naar de vraag of deze gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit onder 1. Een dergelijk nader onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2017.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de onderbouwing van het schadeformulier enkel en alleen omdat dit formulier door zijn moeder als mentor en bewindvoerder is ingediend aangezien hij in juni 2019 ernstig gewond is geraakt door een blikseminslag en daarvan nog steeds aan het revalideren is. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 3.000,-. Het restant van € 500,- wordt afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Conclusie
De verdachte moet de volgende bedragen aan schadevergoeding betalen:
- aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een bedrag van € 3.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2017;
- aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
188 (honderdachtentachtig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
(94) vierennegentig dagen;
bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
twee (2) jaren, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van de woning van aangeefster [naam slachtoffer 1] en aangever [naam slachtoffer 2] aan de [adres] te Rockanje, gedurende 2 jaar na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , gedurende 2 jaar na heden;
3. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , gedurende 2 jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]inzake immateriële schadevergoeding tot een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro)en wijst voor het overige gedeelte de vordering af;
veroordeelt de veroordeelde om dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te
betalen € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro)gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen, en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] tot een bedrag van € 534,15 inzake materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2]inzake immateriële schadevergoeding tot een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro)en wijst voor het overige gedeelte de vordering af;
veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro)gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
60 dagenen bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 april 2016 tot en met 29 maart 2017 te Rockanje, gemeente Westvoorne, en/of Hellevoetsluis, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[naam slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door:
- een groot aantal malen telefonisch contact op te nemen met die [naam slachtoffer 1] en/of de ouders van die [naam slachtoffer 1]
- een groot aantal e-mails te sturen aan die [naam slachtoffer 1] en/of de ouders van die [naam slachtoffer 1]
- een groot aantal e-mails over die [naam slachtoffer 1] naar instanties (waaronder de Jeugdbescherming) te sturen
- op het werk van die [naam slachtoffer 1] langs te gaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2017 tot en met 31 december 2017 te Rockanje, gemeente Westvoorne, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn zoon) [naam slachtoffer 2] ,
door:
- meerdere mails en facebook-berichten te sturen naar die [naam slachtoffer 2] en/of die [naam slachtoffer 2] te taggen in facebookberichten
- meermaals telefonisch contact met die [naam slachtoffer 2] op te (proberen te) nemen
- meermalen de (ouders van de) vriendin van die [naam slachtoffer 2] te bellen
- schoolgenoten van die [naam slachtoffer 2] aan te spreken
- meerdere sms-berichten te sturen aan die [naam slachtoffer 2]
- langs te gaan bij de stageplek van die [naam slachtoffer 2]
- meermalen de school van die [naam slachtoffer 2] te bellen met het oogmerk die
, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.