ECLI:NL:RBROT:2020:824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
C/10/583720 / JE RK 19-3113 & C/10/588310 / JE RK 19-3828
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 3 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van negen maanden en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor twee maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door emotieregulatie- en gedragsproblemen, en dat hij sinds oktober 2019 in gesloten jeugdhulp verblijft bij het Bergse Bos. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk geacht om de moeder te ondersteunen en de belangen van [naam kind] te behartigen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en [naam kind] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 3 januari 2020 tot 3 oktober 2020, en een machtiging gesloten jeugdhulp verleend van 11 januari 2020 tot 11 maart 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/583720 / JE RK 19-3113 & C/10/588310 / JE RK 19-3828
datum uitspraak: 3 januari 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2011 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 november 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 16 december 2019, ingekomen bij de griffie op 19 december 2019;
- de verklaring van 16 december 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring van 2 januari 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 3 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , die op locatie bij Bergse Bos is gehoord, bijgestaan door zijn
advocaat mr. G.E. van der Pols,
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. F. Dekkers,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij het Bergse Bos (Horizon).
Bij beschikking van 11 oktober 2019 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot
11 januari 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 november 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 11 januari 2020, betreffende [naam kind] .
De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van negen maanden. Tevens is door de Raad een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee maanden.

De standpunten

De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De Raad wil dat [naam kind] zo spoedig mogelijk en binnen een periode van twee maanden wordt thuisgeplaatst. De komende weken moeten gebruikt worden om hulpverlening in te zetten in de thuissituatie, onder meer gericht op het bieden van handvatten aan [naam kind] om de wereld om zich heen te begrijpen. Het Bergse Bos heeft gegarandeerd dat dit binnen een periode van twee maanden gerealiseerd kan worden. Ook de school van [naam kind] is een belangrijke factor. Op dit moment is onduidelijk of hij op zijn voormalige school kan blijven. De moeder heeft inzicht in wat [naam kind] nodig heeft en zij heeft hierin goede stappen gezet. Gezien de complexiteit van de problematiek van [naam kind] verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling voor een periode van negen maanden, om alles is goede banen te leiden. Bekeken moet worden of de moeder ontlast kan worden in de opvoeding, bijvoorbeeld door [naam kind] in de weekenden bij de vader of in een weekendpleeggezin te laten verblijven.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er een overleg heeft plaatsgevonden met alle betrokkenen om te bezien wat de mogelijkheden zijn van een thuisplaatsing van [naam kind] , met de inzet van intensieve hulpverlening. Het Bergse Bos kan binnen een periode van twee maanden een intensieve vorm van ambulante hulpverlening realiseren. Het Bergse Bos zal bekijken of zij deze hulp zelf kunnen bieden of dat een andere instantie dit op zich zal nemen. In overleg met de moeder, de voormalige school van [naam kind] en het Bergse Bos zal ook bekeken moeten worden wat zij hem op de voormalige school kunnen bieden en of dit passend is voor hem. Zo niet, dan moet er gezocht worden naar een school die beter aansluit bij [naam kind] of een andere vorm van dagbesteding. Voorkomen moet worden dat de situatie opnieuw uit de hand loopt en dat de moeder overbelast raakt. Er zal door de GI gekeken worden naar de mogelijkheden van weekendpleegzorg of andere vorm van opvang.
De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat zij het eens is met het plan om binnen een periode van twee maanden toe te werken naar een thuisplaatsing van [naam kind] . De moeder staat open voor ambulante hulpverlening, om te laten zien dat zij geen hulp nodig heeft bij [naam kind] in de thuissituatie. Hij heeft met name hulp nodig op school. [naam kind] moet blijven leren omgaan met zijn emoties en de mensen om zich heen leren te vertrouwen.
Namens de minderjarige [naam kind] is ter zitting naar voren gebracht dat er een positieve verandering zichtbaar is bij [naam kind] . Het is goed dat er binnen een periode van twee maanden wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing, met de inzet van ondersteuning. De hulpverlening moet met name gericht zijn op hoe [naam kind] geholpen kan worden op school. Indien [naam kind] niet op zijn voormalige school terecht kan, dan kan wellicht bekeken worden of hij het huidige schooljaar op de school van het Bergse Bos kan afmaken. Dit voortkomt dat er weer sprake is van een nieuwe situatie voor [naam kind] .
De beoordeling
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is bij [naam kind] sprake van forse problematiek, in de vorm van emotieregulatie- en gedragsproblemen. [naam kind] verblijft daarom sinds
oktober 2019 binnen de gesloten jeugdhulp, te weten bij het Bergse Bos. Gebleken is dat er sprake is van een prille, positieve verandering in het gedrag van [naam kind] . Hij laat zich beter aansturen en is in staat om een time-out te nemen. Hij is benaderbaar in een gesprek en laat tekenen zien van inzicht in zijn eigen gedrag. In de komende twee maanden zal er toegewerkt worden naar een thuisplaatsing van [naam kind] . Om deze thuisplaatsing te realiseren is het noodzakelijk dat er intensieve ambulante hulpverlening wordt opgestart. Ook moet bekeken worden welke vorm van dagbesteding passend is voor [naam kind] en wat de mogelijkheden zijn om de moeder te ontlasten in de verzorging en opvoeding van [naam kind] . Tot die tijd is het noodzakelijk dat de plaatsing van [naam kind] bij het Bergse Bos wordt voortgezet. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer, in het kader van een ondertoezichtstelling, acht de kinderrechter noodzakelijk om de moeder te ondersteunen in het inzetten van passende hulpverlening en om de belangen van [naam kind] te behartigen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet. De kinderrechter zal [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden. Ook zal de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van twee maanden.

De beslissingDe kinderrechter:

stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 3 januari 2020 tot 3 oktober 2020;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

verleent een machtiging gesloten jeugdhulp, met ingang van 11 januari 2020 tot11 maart 2020, betreffende [naam kind] .

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2020 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.