ECLI:NL:RBROT:2020:8330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
10/691023-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691023-20
Datum uitspraak: 11 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2005 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode] [verblijfplaats] ,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 127 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR);
  • met opdracht aan JBRR tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Indien de lezing van de verdachte wordt gevolgd, ontbreekt de overtuiging dat hij betrokken is geweest bij de beroving.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage III zijn uitgewerkt, overweegt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde het volgende.
Uit de verklaringen van aangever [naam slachtoffer 1] en getuige [naam getuige] (bewijsmiddelen 2 en 3) blijkt dat via Markplaats een afspraak is gemaakt met ene [valse naam verdachte] om de telefoon van [naam getuige] te verkopen. Op de afgesproken plek komen vervolgens twee jongens aanlopen. Eén van deze jongens is de verdachte, te weten de jongen met de gescheurde jas. Zowel de aangever als de getuige verklaren dat de verdachte ter plekke heeft staan bellen. Aangever verklaart hierover dat de verdachte met zijn broertje belde, voor wie de telefoon zou zijn. Vervolgens heeft de medeverdachte een vuurwapen op aangever gericht en de telefoon uit diens handen gegrist. Hierna zijn de verdachten samen weggerend.
Uit onderzoek naar de identiteit van de opsteller van de advertentie op Marktplaats (bewijsmiddel 4) blijkt dat van het account met de naam [valse naam verdachte] gebruikt wordt gemaakt middels het IP-adres van de woning van de verdachte.
In een rugtas in de kamer van de verdachte is het vuurwapen aangetroffen. Ook de gestolen telefoon is bij hem aangetroffen. De verdachte heeft verklaard het vuurwapen en de telefoon te hebben bewaard voor de medeverdachte en dat hij de naam [valse naam verdachte] wel eens gebruikt op Marktplaats. Daarnaast is gebleken dat hij de gestolen telefoon zelf in gebruik heeft genomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het onder 1 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 08 februari 2020 te Rotterdam
op de openbare weg, [plaats delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (merk/type: Apple/Iphone 6s), toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld bestond uit het
- richten van een vuurwapen, op die [naam slachtoffer 1] en
- ( daarbij) (vervolgens) (met kracht) rukken/trekken van voornoemde telefoon
uit de hand(en) van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij in de periode van 08 februari 2020 tot en met 11 februari
2020 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van
Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver
(van het merk/type: Bbm Olympic 38, kaliber: .22) zijnde een vuurwapen in de
vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof door de telefoon die de aangever in zijn hand had, onder bedreiging van een vuurwapen uit zijn hand te grissen. Straatroven zijn misdrijven waarvan de ervaring leert dat slachtoffers nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hun is overkomen. Daarnaast leveren straatroven gevoelens van onveiligheid in de samenleving op. Ook is het vertrouwen in de (ver)koop via Marktplaats mede door toedoen van de verdachte ernstig beschadigd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit in de vorm van een revolver. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat een veertienjarige jongen kon beschikken over een vuurwapen. Dit zorgt niet alleen voor maatschappelijke onrust, maar roept ook vragen op over in welke kringen minderjarigen zich op zo’n jonge leeftijd al begeven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 mei 2020 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) d.d. 1 september 2020 en de daarop door jeugdbeschermer mw. [naam jeugdbeschermer] van JBRR ter zitting gegeven mondelinge toelichting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een deel van de voorgenomen straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij JBRR. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] , ter zake van het onder
1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft geen vergoeding van een schadebedrag gevorderd.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu geen schadebedrag is gevorderd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 127 (honderdzevenentwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.L. van der Bijl-de Jong en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2020.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 februari 2020 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, [plaats delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (merk/type: Apple/Iphone 6s), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- dreigend tonen/voorhouden/richten van een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp aan/op die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (met kracht) rukken/trekken van voornoemde telefoon
in/uit de hand(en) van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 08 februari 2020 tot en met 11 februari
2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van
Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver
(van het merk/type: Bbm Olympic 38, kaliber: .22) zijnde een vuurwapen in de
vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.