ECLI:NL:RBROT:2020:8332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
10/711021-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vrijheidsberoving en afpersing door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vrijheidsberoving en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat de basis van het bewijs als gecompromitteerd werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er te veel twijfel bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De zaak kwam aan het licht na een incident op 27 februari 2020, waarbij twee slachtoffers door drie jongens van hun vrijheid werden beroofd en werden afgeperst. De slachtoffers werden gedwongen om hun telefoons en geld af te geven, onder bedreiging van geweld.

Tijdens de rechtszitting op 20 augustus 2020 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te merken, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank constateerde dat de slachtoffers niet direct aangifte hadden gedaan en dat er twijfels bestonden over de herkenning van de verdachte door de slachtoffers. De rechtbank vond dat de politie onvoldoende had doorgevraagd over de herkenning van de verdachte, wat leidde tot een zekere terughoudendheid in de beoordeling van de verklaringen van de slachtoffers.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het bewijs niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/711021-20
Datum uitspraak: 3 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met
de slachtoffers en de medeverdachten, waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 1 week vervangende hechtenis geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden hechtenis, een proeftijd van 2 jaren en dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De verdachte is de bestuurder van de auto geweest en heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de aangeefsters [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] op 27 februari 2020 door drie jongens van hun vrijheid zijn beroofd en zijn afgeperst, waarbij zij in een auto zijn geduwd en met hen is rondgereden. Gedurende deze vrijheidsberoving zijn de aangeefsters op zeer denigrerende wijze bedreigd en mishandeld. Onder druk van dit geweld zijn zij gedwongen om hun telefoon met pincode af te geven. Vervolgens hebben de aangeefsters nog een geldbedrag moeten pinnen en afstaan. Aanleiding voor dit geweld lijkt gelegen in een conflict dat de passagier (bijrijder) van de auto heeft met de vriend van aangeefster [naam slachtoffer 2] , [naam vriend slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt vast dat de aangeefsters niet direct na het gebeurde bij de politie aangifte hebben gedaan. Uit het dossier valt op te maken dat kennelijk mede onder leiding van [naam vriend slachtoffer 2] eerst zelf onderzoek is gedaan naar de identiteit van de verdachten en dat is geprobeerd het conflict zonder tussenkomst van de politie op te lossen. [naam vriend slachtoffer 2] is zelf gaan rondbellen om de namen van de vrienden van een van de verdachte te achterhalen, waarna deze via Instagram zijn opgezocht. Pas op respectievelijk 3 en 5 maart 2020 is er aangifte gedaan door [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
Deze gang van zaken maakt dat de gegevens die in de aangiftes zijn aangeleverd kritisch dienen te worden bekeken. Dit wordt geïllustreerd door de verklaring van [naam vriend slachtoffer 2] op
6 maart 2020, waaruit blijkt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat ene [naam persoon] de passagier (bijrijder) van de auto zou zijn, maar dat dit volgens hem inmiddels niet juist is gebleken. Aangeefster [naam slachtoffer 2] verklaart in haar aangifte dat zij de bestuurder van de auto niet kende. In haar aanvullende verklaring stelt zij dat de bestuurder [naam verdachte] heet. Zij herkende hem, omdat hij een vriend was van haar zus.
Het onderzoek van de politie lijkt zich vervolgens vooral te richten op het achterhalen van de identiteit van de agressieve passagier (bijrijder). Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat door de politie onvoldoende is doorgevraagd over de herkenning door de aangeefsters van de bestuurder. Dit leidt ertoe dat de rechtbank voor wat betreft de herkenning van de bestuurder met een zekere mate van terughoudendheid met de verklaringen van aangeefsters om gaat.
Hoewel er sprake is van toevalligheden in het dossier, zoals het feit dat de verdachte net als de bestuurder in een grijze Volkswagen rijdt en ook een tattoo op zijn linkerhand heeft, vormt dit te weinig steunbewijs om te komen tot een bewezenverklaring. De basis van het bewijs is gecompromitteerd en daardoor is bij de rechtbank te veel twijfel gerezen over betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten..
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam wettelijk vertegenwoordigster] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij vordert een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu deze niet is onderbouwd.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken voor de ten laste gelegde feiten.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. E.J. Stalenberg en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2020.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 27 februari 2020 te Hellevoetsluis,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] met kracht beet te pakken en/of in een
(personen)auto te duwen/trekken en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] te slaan en/of bij de keel/hals beet te
pakken en/of
- ( vervolgens) (daarbij) te beletten aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] om deze auto
te verlaten en/of
- ( vervolgens) met die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] in deze auto te gaan rijden en/of
- daarbij aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen:
"Jij gaat nu met mij mee naar jouw huis" en/of "Anders ga ik ook wapens
halen" en/of " Als jullie niet mee willen werken dan ga ik jullie steken in
je been" en/of -zakelijk weergegeven- dat zij moesten meelopen en/of dat zij
hun telefoons en inlogcodes moesten afstaan/geven en/of dat zij niet moesten
wegrennen, anders zouden ze haar/hen onderuit trappen en/of dat ze hoertjes
van hen gingen maken en/of dat ze naar de Maasvlakte zouden gaan en/of dat
ze hen zouden gaan verkrachten en dat zouden gaan filmen en/of dat ze geld
van hen wilden hebben, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard
en/of strekking;
2.
hij
op of omstreeks 27 februari 2020 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van twee mobiele telefoons en/of (bijbehorende) inlogcodes en/of 100 euro, in
elk geval van enig(e) goed(eren)en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken en/of in een (personen)auto duwen/trekken
van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) slaan en/of bij de keel/hals beetpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) (daarbij) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] beletten om deze auto
te verlaten en/of
- ( vervolgens) (daarbij) met die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] in deze auto gaan rijden
en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] de woorden toevoegen:
"Jij gaat nu met mij mee naar jouw huis" en/of "Anders ga ik ook wapens
halen" en/of " Als jullie niet mee willen werken dan ga ik jullie steken in
je been" en/of -zakelijk weergegeven- dat zij moesten meelopen en/of dat zij
hun telefoons en inlogcodes moesten afstaan/geven en/of dat zij niet moesten
wegrennen, anders zouden ze haar/hen onderuit trappen en/of dat ze hoertjes
van hen gingen maken en/of dat ze naar de Maasvlakte zouden gaan en/of dat
ze hen zouden gaan verkrachten en dat zouden gaan filmen en/of dat ze geld
van hen wilden hebben, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard
en/of strekking.