In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de spanningen tussen hun ouders. De ouders zijn sinds 18 november 2019 gescheiden en hebben herhaaldelijk ruzies en huiselijk geweld meegemaakt, wat de kinderen zwaar belast. Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de stiefvader het verzoek van de Raad ondersteund, terwijl de vader heeft verklaard dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de onhoudbare situatie en het niet nakomen van de omgangsregeling door de moeder.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is. De ouders moeten leren om op een onbelaste wijze met elkaar te communiceren en hun conflicten opzij te zetten in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid, met ingang van 11 september 2020 tot 11 september 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.