Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vertegenwoordigd door de Staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst,
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met producties 1 t/m 8, ontvangen op 13 juli 2020;
- het verweerschrift, met 13 producties, ter griffie ontvangen op 12 augustus 2020;
- de brief van [verzoekster] d.d. 21 augustus 2020, waarin een correctie op het verzoekschrift is aangebracht en tevens de producties 9 tot en met 11 zijn overgelegd.
2. De feiten
€ 3.256,52 bruto bedroeg, exclusief genoemde emolumenten.
€ 29.036,21 bruto.
3..Het verzoek
“je best doen is niet genoeg”.
4..Het verweer
Voorts acht de Belastingdienst het niet aannemelijk dat [verzoekster] nog drie jaar bij de Belastingdienst gewerkt zou hebben, wanneer zij niet arbeidsongeschikt geworden zou zijn. Ook de cijfermatige berekening van de vergoeding wordt door de Belastingdienst betwist, waarbij gesteld wordt dat [verzoekster] van een te hoog salaris is uitgegaan. Volgens de Belastingdienst bedroeg het laatstelijk geldend salaris niet € 3.815,55 bruto per maand, zoals [verzoekster] stelt, maar € 3.256,52 bruto per maand.
5..De beoordeling
- als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Te denken is hierbij aan de situatie waarin de werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd;
- de situatie waarin een werknemer arbeidsongeschikt is geworden (en uiteindelijk wordt ontslagen) als gevolg van verwijtbare onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden.
“niets is minder waar, maar wat mij oprecht stoort, dat ik dit via de zijlijn heb moeten vernemen en dat terwijl ik betrokkene altijd zeer open tegemoet ben getreden. Het is niet anders”.Uit die formulering en de rest van het e-mailbericht kan niet worden afgeleid dat volgens de bedrijfsarts sprake was van medische beperkingen aan de kant van [verzoekster] .
“je best doen is niet goed genoeg”rechtvaardigt een dergelijke conclusie geenszins, temeer nu [verzoekster] niet heeft gesteld wanneer [naam 1] dat gezegd zou hebben en in welke context. De kantonrechter wil wel aannemen dat [verzoekster] zich niet begrepen voelde door [naam 1] en dat zij tegenwerking en daardoor mogelijk stress heeft ervaren, hetgeen overigens ook blijkt uit het hiervoor bedoelde e-mailbericht van de toenmalige bedrijfsarts [naam 2] die stelt dat de verhoudingen onderling
“minder”waren, doch die spanningen en die mogelijke verschillen van inzicht over het verloop van het re-integratietraject rechtvaardigen niet de conclusie dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van de Belastingdienst.