In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 januari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], en de machtiging tot gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die op 18 december 2019 en 21 januari 2020 zijn ingediend, in behandeling genomen. De minderjarige verblijft momenteel op een gesloten groep bij Intermetzo en heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn niet in staat om zelfstandig de communicatie te organiseren, wat de noodzaak van de ondertoezichtstelling onderstreept. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot aan de meerderjarigheid van [voornaam minderjarige], en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 10 januari 2021. Tevens is er een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige] haar positieve ontwikkeling voortzet en dat de hulpverlening moet worden gecontinueerd. De mogelijkheid voor een tijdelijke overbrugging bij de vader is nog niet onderzocht, maar de kinderrechter achtte dit niet in het belang van de minderjarige, gezien de huidige omstandigheden.
De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 februari 2020.