ECLI:NL:RBROT:2020:842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
C/10/588915 / JE RK 19-3923 (B) en C/10/590010 / JE RK 20-181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling, machtiging gesloten jeugdhulp en machtiging tot uithuisplaatsing voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 januari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], en de machtiging tot gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die op 18 december 2019 en 21 januari 2020 zijn ingediend, in behandeling genomen. De minderjarige verblijft momenteel op een gesloten groep bij Intermetzo en heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn niet in staat om zelfstandig de communicatie te organiseren, wat de noodzaak van de ondertoezichtstelling onderstreept. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot aan de meerderjarigheid van [voornaam minderjarige], en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 10 januari 2021. Tevens is er een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige] haar positieve ontwikkeling voortzet en dat de hulpverlening moet worden gecontinueerd. De mogelijkheid voor een tijdelijke overbrugging bij de vader is nog niet onderzocht, maar de kinderrechter achtte dit niet in het belang van de minderjarige, gezien de huidige omstandigheden.

De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 februari 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/588915 / JE RK 19-3923 (B) en C/10/590010 / JE RK 20-181
datum uitspraak: 24 januari 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling, machtiging gesloten jeugdhulp en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 december 2019, ingekomen bij de griffie op 31 december 2019,
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 januari 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de verklaring d.d. 21 januari 2020 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder,
- de instemmende verklaring d.d. 23 januari 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 24 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door mr. G.H. Kroon, advocaat te Leerdam,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordiger] .
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 1 februari 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
9 februari 2020. Bij beschikking van 2 juli 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 9 juli 2019 tot 9 februari 2020.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. Ook is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht tot aan haar meerderjarigheid.
Daarnaast heeft de GI een machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
De GI heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling. Het is belangrijk dat zij deze positieve ontwikkeling voortzet. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk, omdat de communicatie tussen de ouders verstoord is en tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. De hulpverlening moet worden gecontinueerd. Gelet op de verstoorde communicatie, zijn de ouders niet in staat dat zelfstandig te organiseren. [voornaam minderjarige] staat op de wachtlijst voor een open groep bij Auriga. De verwachting is dat zij daar binnen drie maanden geplaatst kan worden. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] tot die tijd op de huidige gesloten groep blijft. Een tijdelijke overbrugging bij de vader is nog niet onderzocht, maar acht de GI niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De moeder zal hier niet mee instemmen. Ook bestaat er een risico dat [voornaam minderjarige] in een loyaliteitsconflict belandt. Daarnaast is er geen onderwijs geregeld.

De standpunten

[voornaam minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat zij niet langer bij Intermetzo wil blijven. Het afgelopen half jaar gaat het heel goed met haar. Binnenkort zal zij op een open groep bij Auriga worden geplaatst. Zij wil ter overbrugging bij de vader wonen. De gedragswetenschapper geeft ook aan dat niet aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Daarnaast vraagt [voornaam minderjarige] zich af of Auriga de juiste instelling voor haar is, omdat zij in het verleden een negatieve ervaring bij Auriga heeft gehad.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat een plaatsing bij de vader moet worden onderzocht. [voornaam minderjarige] kan niet direct ter overbrugging bij de vader worden geplaatst. De vader werkt fulltime en [voornaam minderjarige] heeft geen school of dagbesteding. Ook zijn de vele wisselingen van verblijfplekken niet handig. De vader wil zeker weten dat een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij hem verstandig is en gedragen wordt door de GI. De vader maakt zich zorgen over de toekomst van [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Gelet op het feit dat ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] als onweersproken worden verlengd tot aan haar meerderjarigheid.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] het afgelopen halfjaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt bij Intermetzo . Zij durft beter voor zichzelf op te komen en kan ook beter haar grenzen aangeven. Zij is niet weggelopen en haar gedrag is stabieler geworden. Gelet op de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bij Intermetzo , is de kinderrechter met alle partijen van oordeel dat [voornaam minderjarige] toe is aan een overplaatsing naar een open groep. [voornaam minderjarige] staat op een wachtlijst voor een open groep bij Auriga. Naar alle waarschijnlijkheid zal zij daar binnen drie maanden terecht kunnen. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 10 januari 2021.
Nu [voornaam minderjarige] de wens heeft om ter overbrugging bij haar vader te gaan wonen, dient de GI deze mogelijkheid in de komende periode zorgvuldig te onderzoeken. Aangezien daar overdag geen toezicht is en er geen school is geregeld, acht de kinderrechter het niet in het belang van [voornaam minderjarige] om direct naar de vader te gaan.
De uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Ondanks dat niet meer voldaan wordt aan de noodzaak van een gesloten plaatsing, is de kinderrechter met de gedragswetenschapper van oordeel dat continuering van het verblijf en de behandeling van [voornaam minderjarige] bij Intermetzo noodzakelijk is tot een plek bij Auriga beschikbaar is. Het is niet in het belang van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] als zij tussentijds wordt overgeplaatst naar een open groep, waar zij maar kort zal verblijven. De kinderrechter zal daarom de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 10 januari 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 9 februari 2020 tot 10 januari 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 9 februari 2020 tot 9 mei 2020 betreffende [voornaam minderjarige] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.