ECLI:NL:RBROT:2020:843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589372 / JE RK 20-62
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. Het verzoekschrift, ingediend op 8 januari 2020, werd behandeld met gesloten deuren. De kinderrechter heeft de minderjarige, die gediagnosticeerd is met een autisme spectrum stoornis, en zijn ouders gehoord. De ouders hebben een turbulente periode doorgemaakt door een echtscheiding en psychische problematiek, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor de minderjarige.

De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat hij meer begeleiding nodig heeft dan zijn ouders kunnen bieden. De ouders zijn het eens met het verzoek van de Raad en hebben aangegeven dat een jeugdbeschermer hen kan helpen bij de opvoeding en besluitvorming over de minderjarige.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is en dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel de verzorging en opvoeding van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 3 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589372 / JE RK 20-62
datum uitspraak: 24 januari 2020

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 9 januari 2020.
Op 24 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over Levi wordt uitgeoefend door de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In het verzoekschrift van de Raad staat niet vermeld voor welke plek een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht. Dit moet een accommodatie jeugdhulpaanbieder zijn. Er is sprake van een complex gezinssysteem. De ouders hebben door de echtscheiding en psychische problematiek een turbulente periode meegemaakt. [voornaam minderjarige] is hiervan getuige geweest. Hij is gebaat bij duidelijkheid. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer de ouders zal ondersteunen en zal meebeslissen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De ouders hebben ondanks de heftige periode contact met elkaar gehouden over [voornaam minderjarige] . Zij zaten niet op één lijn over de opvoeding van [voornaam minderjarige] . Het is zinvol als een jeugdbeschermer de ouders houvast en sturing kan bieden. Ook is het belangrijk dat een nieuw passend gezinshuis wordt gezocht voor [voornaam minderjarige] . Gelet op zijn kind-eigen problematiek is een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij (één van) zijn ouders niet in zijn belang.
De vader is het eens met het verzoek. De vader maakt zich zorgen of er op tijd een geschikte plek voor [voornaam minderjarige] wordt gevonden. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd met de Hoenderloo groep. Ook is het gezinshuis van [voornaam minderjarige] recentelijk, plotseling en zonder enige aankondiging gesloten. [voornaam minderjarige] heeft duidelijkheid en structuur nodig. De vader vindt het fijn als een jeugdbeschermer komt helpen bij de besluitvorming over [voornaam minderjarige] .
De moeder is het eens met het verzoek. Ook zij vindt het zinvol als een jeugdbeschermer de ouders helpt en de druk bij de ouders weghaalt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] is gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis. Ook heeft hij veel spanningen tussen de ouders meegemaakt. Omdat [voornaam minderjarige] meer begeleiding en ondersteuning nodig heeft dan de ouders kunnen bieden, verblijft [voornaam minderjarige] sinds augustus 2018 op vrijwillige basis in een gezinshuis binnen de Hoenderloo Groep. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich daar positief. Het gezinshuis is echter kort geleden plotseling gesloten, waarna [voornaam minderjarige] op een leefgroep is geplaatst. Iedereen is het erover eens dat deze plaatsing minder geschikt is voor [voornaam minderjarige] , maar dat het ook niet in zijn belang is als hij bij (één van) zijn ouders komt wonen.
Gelet op de complexe en zorgelijke situatie rondom [voornaam minderjarige] , is de kinderrechter met alle belanghebbenden van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen bij de beslissingen die over en met [voornaam minderjarige] genomen moeten worden. Gebleken is dat het voor ouders vaak lastig is om richting [voornaam minderjarige] standvastig te zijn, terwijl hij dat wel nodig heeft. De GI zal daarop moeten toezien. Daarnaast is de zoektocht naar een passende woonplek voor [voornaam minderjarige] moeizaam. De GI zal de ouders daarbij moeten ondersteunen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Omdat [voornaam minderjarige] gebaat is bij een plaatsing in een gezinshuis, zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 24 januari 2020 tot 24 januari 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 24 januari 2020 tot 24 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.