Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 9 januari 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 10 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de op 6 april 2020 aan de zijde van MT overgelegde akte uitlaten voortzetting procedure;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van MT overgelegde conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de (fax)brief van 10 juli 2020 aan de zijde van MT;
- het tijdens de mondelinge behandeling aan de zijde van Marek overgelegde stuk met de titel “bijlage 2 berekening”;
- het proces-verbaal van de op 13 juli 2020 gehouden mondelinge behandeling.
2..De vaststaande feiten
3..De stellingen van partijen in conventie
5 januari 2020 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Marek in de proceskosten.
€ 3.600,00 (twee keer de maandelijkse (kale) huurprijs van € 1.800,00). Ondanks verzoek en aanmaning heeft Marek deze borgsom zonder gegronde reden niet aan MT terugbetaald bij het einde van de huurovereenkomst. Aangezien Marek de borgsom niet tijdig heeft geretourneerd, is zij in verzuim geraakt en zag MT zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten van € 485,00 dienen voor rekening van Marek te komen. Daarnaast maakt MT aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente. Berekend tot 5 januari 2020 bedraagt deze rente € 326,66.
4..De stellingen van partijen in reconventie
€ 1.800,00 per maand was exclusief btw. Ter zitting heeft Marek zich op het standpunt gesteld dat het juiste bedrag dat nog door MT dient te worden betaald ter zake van gas, water en licht € 3.864,00 is.
5..De beoordeling van de vorderingen
16 mei 2018. In rechte staat dan ook vast dat de borgsom € 3.600,00 bedroeg.
€ 320,00 voor gas, water, elektriciteit en internet (slechts) een voorschot betreft.
29 december 2018 door haar zijn gemaakt, maar -nog afgezien van het verweer van MT dat die foto’s geen betrekking hebben op het gehuurde- zoals ter zitting aan de orde is gekomen lijken de foto’s gedateerd op 20 oktober 2018 precies dezelfde foto’s te zijn als de foto’s van 29 december 2018. Marek heeft daar geen verklaring voor kunnen geven. Bovendien heeft Marek reeds op 20 november 2018 kosten bij MT in rekening gebracht voor het schoonmaken van het gehuurde, terwijl uit de foto’s van 29 december 2020 zou blijken dat het gehuurde op die datum nog steeds een rommeltje was. Niet valt in te zien dat, zoals Marek ter zitting nog heeft aangevoerd, een fout is gemaakt met de datum van genoemde schoonmaakfactuur van 20 november 2018, zeker niet nu in die factuur is vermeld dat de schoonmaakwerkzaamheden betrekking hebben op de periode 20 tot en met 23 november 2018. Dit betekent dat de foto’s van 29 december 2018 evenmin het bewijs leveren dat MT het gehuurde niet correct heeft opgeleverd.