ECLI:NL:RBROT:2020:8573
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf van psychogeriatrische cliënt op basis van de Wet zorg en dwang
Op 6 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], in een gespecialiseerde instelling. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het CIZ op 20 juli 2020, na een eerdere machtiging die op 27 februari 2020 was verleend. De cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en verschillende psychische stoornissen, waaronder zwakbegaafdheid en een autismespectrumstoornis. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2020 werd de cliënt gehoord, samen met zijn advocaat, en enkele zorgprofessionals van de instelling waar hij verblijft.
De rechtbank heeft besloten geen deskundige te benoemen, ondanks het verzoek van de advocaat van de cliënt, omdat er op dat moment geen reden was om te twijfelen aan de medische verklaring van de psychiater. De rechtbank oordeelde dat de cliënt voldoende was geïnformeerd en dat zijn belangen niet geschaad waren door deze beslissing. De hoofdbehandelaar van de cliënt bevestigde dat de diagnose zwakbegaafdheid niet alleen betrekking heeft op cognitieve beperkingen, maar ook op het algemene functioneren van de cliënt in de maatschappij.
De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, gezien het gedrag van de cliënt en de incidenten die zich hadden voorgedaan. De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van twee jaar, tot en met 6 augustus 2022, in plaats van de vijf jaar die door het CIZ was verzocht. Deze beslissing werd genomen met inachtneming van de noodzaak om de cliënt de kans te geven om opnieuw onderzocht te worden, wat zou kunnen leiden tot een herziening van zijn diagnose en behandeling.