ECLI:NL:RBROT:2020:8591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/596031 / FA RK 20-3182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren op Curaçao, die lijdt aan een psychotische stoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zonder medicatie decompenseert en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de veiligheid van anderen. De advocaat van de betrokkene betwistte de noodzaak van de zorgmachtiging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen die kunnen worden getroffen, waaronder het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.I. Kernkamp-Maathuis en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596031 / FA RK 20-3182
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , Curaçao, Nederlandse Antillen,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. R.F. Nelisse te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 mei 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 31 maart 2020;
 de zorgkaart van 12 maart 2020;
 het zorgplan van 9 april 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam 2] , ambulant behandelaar, verbonden aan Fivoor.
1.4.
De officier is niet ter zitting telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis (schizofreniespectrum stoornis) en een licht verstandelijke beperking. De advocaat van betrokkene stelt dat thans geen sprake is van een manifestatie van de stoornis en dat reeds daarom het verzoek dient te worden afgewezen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Hoewel op dit moment geen sprake is van een psychotisch toestandsbeeld is er wel sprake van een onderliggende stoornis die betrokkene, zonder medicamenteuze behandeling, ingrijpend beïnvloedt in het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen. Daarnaast speelt de verstandelijke beperking bij betrokkene ook een rol, in die zin dat hij slechts in beperkte mate de gevolgen van zijn gedrag en handelen kan overzien.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
 maatschappelijke teloorgang;
 de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept;
 de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.1.4.
Betrokkene decompenseert als hij geen medicatie gebruikt. Uit de overlegde stukken blijkt dat betrokkene in die toestand agressief wordt naar anderen. Zo heeft hij in het verleden vanuit psychotische belevingen verscheidene strafbare feiten gepleegd.
Sinds juni 2019 is hij in behandeling bij Fivoor. Sindsdien is hij nog drie keer gedwongen opgenomen geweest omdat hij decompenseerde als gevolg van het stoppen van medicatie. De behandelaar verklaart dat betrokkene op dit moment met behulp van dwangbehandeling bij de laatste opname goed is ingesteld op medicatie en dat hij inmiddels in een begeleide woonvorm (BW) woont, maar dat vrijwillige inname van medicatie niet mogelijk is omdat betrokkene een beperkt ziektebesef en –inzicht heeft. Daarnaast verklaart de behandelaar dat betrokkene zijn woning zal kwijtraken als hij geen medicatie gebruikt en daardoor decompenseert.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Betrokkene heeft verplichte zorg nodig om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg blijvend op vrijwillige basis te accepteren. Ter zitting geeft betrokkene aan te stoppen met medicatie omdat hij bijwerkingen ervaart. Ook tegen de behandelaren geeft betrokkene bij herhaling aan dat hij wil stoppen met medicatie. Op 24 maart 2020 heeft hij depot medicatie geweigerd. Na gesprekken met de behandelaren is betrokkene overgezet en ingesteld op orale medicatie, maar ook daarover gaat betrokkene regelmatig met de behandelaren in discussie. Op dit moment accepteert hij wel de orale medicatie, aldus de behandelaar. Maar vanwege het beperkte ziektebesef en –inzicht is de kans groot, mede gelet op het recente verleden waarbij betrokkene tot driemaal toe medicatie heeft gestaakt en als gevolg van een decompensatie moest worden opgenomen, dat betrokkene zonder zorgmachtiging de medicatie staakt en decompenseert. Om die reden is verplichte zorg nodig. Het verweer van de advocaat dat eerst bezien moet worden of betrokkene daadwerkelijk de medicatie staakt en dat daarom het verzoek moet worden afgewezen, slaagt derhalve niet.
2.2.3.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
 het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.4.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting blijkt dat op dit moment de vormen van verplichte zorg ‘het opnemen in een accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten en het beperken van het recht op het ontvangen van het bezoek’ vooralsnog niet noodzakelijk zijn.
Deze vormen zijn, aldus de behandelaar, pas noodzakelijk als de overige vormen van verplichte zorg in het ambulante kader niet langer volstaan om het ernstig nadeel af te wenden.
Gelet op het beperkte ziektebesef en –inzicht, het risico op het kwijtraken de woning en de voorgevallen agressie-incidenten als gevolg van psychotische decompensaties bepaalt de rechtbank dat deze vormen van verplichte zorg enkel zullen mogen worden toegepast indien op dat moment de overige vormen van verplichte zorg niet langer toereikend zijn om het ernstig nadeel af te wenden en de opname alsdan wordt gerechtvaardigd door een actuele, onafhankelijke medische verklaring.
2.2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.3. kunnen worden getroffen met inachtneming van hetgeen is bepaald in rechtsoverweging 2.2.4.;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 november 2020.
Deze beschikking is op 15 mei 2020 mondeling gegeven door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.