In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 4 juni 2020 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de uithuisplaatsing in een pleeggezin. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader, de pleegouders en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De feiten tonen aan dat [naam kind] sinds twee jaar uit huis is geplaatst en anderhalf jaar in het huidige pleeggezin verblijft. De moeder heeft aangegeven dat zij graag wil dat [naam kind] weer thuis komt wonen, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet altijd handelt vanuit de behoeften van [naam kind]. De pleegouders hebben aangegeven dat [naam kind] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, terwijl de vader van mening is dat [naam kind] terug moet worden geplaatst.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, maar heeft de duur van de machtiging uithuisplaatsing beperkt tot zes maanden. De GI is verzocht om nader onderzoek te doen naar het toekomstperspectief van [naam kind] en om een rapportage te overleggen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 september 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 12 maart 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.