Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind 1] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, mede door zorgelijke uitspraken over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en vader van de kinderen zijn gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is voor [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4], en heeft het verzoek om hen onder toezicht te stellen afgewezen. Voor [naam kind 1] is echter wel een ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht, gezien de zorgen over haar thuissituatie en de noodzaak voor hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] goedgekeurd voor de duur van twaalf maanden, maar het verzoek om haar uit huis te plaatsen is afgewezen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt en dat hulpverlening binnen het gezin essentieel is voor een veilige terugkeer van [naam kind 1] naar huis.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.